Als Abrahams’ knecht op pad wordt gestuurd om een vrouw voor Izaäk te zoeken, bidt hij. In wat zich vervolgens ontrolt herkent Hij dat de Heere hem een aanwijzing geeft dat dit de bedoelde vrouw is. Wat er gebeurt correspondeert met het gebed dat hij zojuist uitsprak tot de Heere. Is dat geen voorzienigheid van God?
Hulpelozen
Eén van de boeken die mij het meest beïnvloedden ten aanzien van persoonlijk gebed is dat van Prof. dr. O. Hallesby, onder de titel ‘Het gebed’. Hij stelt met klem: ‘Bidden is voor de hulpelozen’. We kunnen God niet ontmoeten, zonder te ontdekken dat we Hem niet ten volle kunnen verstaan. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten, zijn wegen eveneens. De Heere verbreekt ons zelfvertrouwen en onze zelfgenoegzaamheid en doet als een hulpeloze tot Hem komen. We leren rusten in Hem. ‘Niet door nadenken, bevinding of zekerheid van ervaring, weet hij nu dat een zuigeling niet afhankelijker is van zijn moeder dan hijzelf het is in zijn verhouding tot God. In elk opzicht is hij even afhankelijk, zowel wat de vergeving van zijn zonden betreft, alsook de overwinning over de zonde, het nieuwe leven van zijn ziel, de groei in genade, of getrouwheid in zijn dagelijkse omgang met God en mensen. Zijn hulpeloosheid wordt nu een nieuwe factor in zijn gebedsleven.’
Afhankelijk
Hallesby concludeert: ‘Gebed bestaat dus eigenlijk daarin: God dag bij dag vertellen in welk opzicht wij ons hulpeloos en afhankelijk voelen. Wij worden uitgedreven tot gebed telkens als de Geest Gods, die de Geest der gebeden is, ons opnieuw van onze hulpeloosheid doordringt, en wij inzien hoe onmachtig wij van nature zijn om te geloven, lief te hebben, te hopen, te dienen, ons op te offeren, te lijden, de Bijbel te lezen en te strijden tegen onze zondige neigingen.’
Verwachten
Zo kan het gebeuren dat de Heere rust geeft en dat aanhoudend roepen overgaat in rustig verwachten. Wachten op de Heere. Thomas Goodwin zegt daarover: ‘Als iemand geruime tijd heeft gebeden dan begint hij te wachten in plaats van te bidden, omdat hij naar de verhoring uitziet. In het begin had hij God verteld wat hij verlangde, maar nu kan hij met enige vrijpostigheid zeggen dat hij erop wacht en verhoring verwacht. Als de hoop en verwachting van de godvruchtige mens niet in vervulling zouden gaan, zou het hem beschaamd maken. Daarom worden in deze omstandigheden gebeden gewoonlijk wel verhoord.’