Verleidingen, we hebben er allemaal mee te maken. De schrijver van het boek ‘Het zien op Jezus’, Isaäc Ambrosius, geeft vier aanwijzingen hoe je daarmee kunt omgaan.
Eén
Een gedurige overdenking van de bevelen van Christus betreffend deze zaak: ‘Wordt krachtig in de Heere en in de sterkte Zijner macht. Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Dewelke weerstaat, vast zijnde in het geloof’ (Ef. 6:10, 11; 1 Petr. 5:9).
Twee
Een gedurig vermijden van de eerste influisteringen van de duivel (1 Petr. 5:5). Als deze gladde slang eerst maar zijn hoofd kan inboren, dan zal hij spoedig plaats maken voor zijn gehele lichaam, en daarom moeten wij hem de kop vermorzelen en verbreken: ‘En geeft de duivel geen plaats’ (Ef. 4:27).
Drie
Een tegenstelling van Christus zoeken in al zijn verzoekingen. Bijvoorbeeld:
- Als de satan ons zegt dat wij slechte zondaren zijn, moeten wij antwoorden ‘dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken’ (Matth. 1:21; 1 Tim. 1:15) en: ‘Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld, (…) en door Zijn striemen is ons genezing geworden’ (Jes. 53: 5).
- Als de satan ons zegt dat wij onder de toorn Gods liggen, zo kunnen wij antwoorden dat Christus de toorn van Zijn Vader gedragen heeft, om voor ons vrede te maken.
- Als hij ons zegt dat wij onder de vloek van de wet liggen, dan kunnen wij antwoorden: ‘Christus heeft ons verlost van de vloek van de wet, een vloek geworden zijnde voor ons’ (Gal. 3:13).
- Als hij ons zegt dat wij zijn slaven en dienstknechten zijn, dan kunnen wij antwoorden dat wij dat in het verleden geweest zijn, maar dat Christus de prijs voor onze verlossing aan Zijn Vader betaald en ons vrijgekocht heeft.
- Als hij ons zegt dat wij onrechtvaardige mensen zijn, en dat wij daarom voor Gods vierschaar verdoemd zullen worden, dan kunnen wij antwoorden dat Christus, Die onschuldig was, daarom is verdoemd geworden, zodat wij die schuldig waren, daardoor zouden vrij gemaakt worden. En dat Hij, Die gekomen is om ons zalig te maken, ons Zelf oordelen zal, en dat wij daarom niet aan barmhartigheid hoeven te twijfelen, als wij maar aanhoudend pleiten op de verdiensten van Christus.
- En als de satan zich hiermee niet wil laten beantwoorden door ons, wel christenen, dan is er geen andere weg dan hem naar Christus te zenden. Met dat doel kunnen wij hem zeggen dat Christus onze Advocaat en Voorspreker is, en als hij wil disputeren, laat hem dan tot onze Jezus gaan. Hij is machtig genoeg om onze zaak te bepleiten, en om alle beschuldigingen te weerleggen die tegen ons worden ingebracht.
Vier
Ik voeg hier nog bij het aanhoren, lezen en overdenken van Gods Woord, heilige gesprekken en een ijverig waarnemen van ons werk in het beroep waarin wij gesteld zijn en een leven door het geloof. Ik kan bij al deze middelen niet blijven staan, maar denk bij die alle aan dat ene van Christus: ‘Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt’ (Matth. 26: 41). Het gebed tegen de verzoeking is een weigering ervan en een groot deel van de overwinning. Want het is een ontzegging om die aan te nemen en door de daad een verwerping van de laster. Het is de hemel te hulp roepen, om ervoor te waken dat de overwinning des te zekerder aan onze kant blijft. Hierom heeft iemand een zoete raad gegeven: Als de verzoeking op u aanvalt, valt u dan op God aan, want Hij is net zo haastig te overweldigen als u overweldigd bent. Hij is net zo haastig te bewegen tot het goede, als u tot het kwade. Hij is net zo gemakkelijk te bewegen om u barmhartig te zijn als u om tot Hem te bidden. Alleen, let op, dat u niet gaat rusten op het gebed maar ook voortgaat met het werk, en arbeidt, door met alle middelen de eerst ontstoken vlam in uw innerlijk uit te blussen, voor zij het merg in uw gebeente komt te verteren. Het is inderdaad zo dat een krachtig gebed en een trage, zorgeloze en onachtzame wandel, tegenstrijdige dingen zijn in de godsdienst, en daarom: waakt en bidt, en bidt en waakt!