1
Middelpunt van ons verlangen,
Trooster van ’t ontrust gemoed,
Jezus! Onze dankbre zangen
Loven Uw liefdegloed.
Gij woudt van de hemel dalen
Op deze diep bedorven aard’
En voor ons de schuld betalen,
Die ons bang gemoed bezwaart.
2
Liefde! Met wat medelijden
Zaagt Gij Adams kinderen aan?
Voor die snoden woudt Gij strijden,
Zulken van de vloek ontslaan.
Ja, Gij stortte bloed en tranen
In het bang Gethsémané,
Om voor ons de weg te banen
Naar ’t gewest van rust en vree.
3
Liefde! Gij moest spottaal horen,
Die U drong door merg en been.
Ja, Gij droegt Uw Vaders toren,
Gij voor allen, Gij alleen.
Welk een beker moest Gij drinken
Op het akelig Golgotha!
Daar liet G’ U aan ’t kruishout klinken,
Daar aanbidden wij Uw gena.
4
Liefde! In U is al ons leven,
Gij, Gij zijt ons hoogste goed.
Ja, Uw kruis heeft ons gegeven
Wat ons eeuwig juichen doet.
O, hoe zijn wij aan U verbonden,
Jezus, Redder, Vaders Zoon!
Onze harten, onze monden
Juichen dankbaar tot Uw troon.
Hervormde bundel 1938