1
Is dat, is dat mijn Koning!
Dat aller vaderen wens!
Is dat, is dat zijn kroning?
Zie, zie, aanschouw de mens!
Moet Hij dat spotkleed dragen,
Dat riet, die doornenkroon?
Lijdt Hij die smaad, die slagen?
Hij, God! Uw eigen Zoon!
2
Ja, ik kost Hem die slagen,
Die smarten en die hoon;
Ik doe dat kleed Hem dragen,
Dat riet, die doornenkroon.
Ik sloeg Hem al die wonden,
Voor mij moet Hij daar staan,
Ik deed door mijn zonden,
Hem al die jammer aan.
3
O Jezus! man van smarten,
Gij aller vaderen wens,
Herinner aller harten
’t Aandoenlijk: „Zie de mens!”
Laat mij toch nooit vergeten
Die kroon, dat kleed, dat riet;
Dit trooste mijn geweten,
’t Is al voor mij geschied.
Luthers’ gebed bij de woorden ‘Leid ons niet in verzoeking’
Ach, lieve Heere, God en Vader, houd ons wakker en fris, ijverig en vlijtig in Uw Woord en in Uw dienst, zodat wij...