In een lezing over ‘verbond en prediking’ gaf de Lunterse predikant ds. G. Boer in 1956 aandacht aan het onderwerp ‘geloof’. Hoe functioneert de oproep tot geloof in de preek? De woorden die hij bijna 70 jaar geleden uitsprak vormen nuttig onderwijs voor vandaag.
Geloof
‘Bij dit punt dient evenwel de uiterste waakzaamheid en behoedzaamheid te worden betracht. Immers, het geloof is niet een voorwaarde, door de mens te vervullen, maar de weg waarlangs de Heere ons Zijn weldaden, de vergeving van de zonden en de vernieuwing van het leven, schenkt. Het geloof is geen wettisch artikel, maar één dat op de markt van de vrije genade om niet is te verkrijgen. Deze prediking snijdt als een scherp mes naar twee kanten. Ten eerste naar de kant van hen die zeggen dit geloof te hebben, zonder kennis van God en van zichzelf te hebben ontvangen. Dit zijn in de diepste grond niet anders dan eigengerechtigde snoevers, die immer over geloof spreken, zonder de Verbondsmiddelaar te kennen. Aan de andere kant stelt deze prediking de mens in zijn ongeloof aan de kaak. Het moet en mag niet normaal zijn niet te geloven. Het ongeloof moet tot in zijn diepste wortels als schuld worden gepreekt, opdat wij de Heilige Geest niet bedroeven, Die in Zijn strafambt juist is gekomen om de wereld te overtuigen van zonde, omdat zij in Christus niet geloven.
In zulk een prediking worden aan zichzelf ontdekten wel tegen de muur gezet, wanneer de eis tot geloof wordt gehoord. Dit kan en mag hun niet worden bespaard. Wanneer echter met gelijke kracht de permissie om te geloven wordt verkondigd, zal alleen door de opening van het Woord en het hart door de Heilige Geest de Christus op de wagen van Zijn Woord in het hart worden ingedragen. Dan kan de mens het niet laten de zoom van ’t kleed van Christus aan te raken. Dat is het komen tot Jezus.
Christus centraal
Door de nodiging en de dreiging wordt de klem gesteld en dienen de mensen gebracht te worden tot de daad van het geloof. Aan deze zaken zal in de prediking alle aandacht geschonken dienen te worden. Immers, het gebrek aan zekerheid van het geloof wordt niet opgeheven door elke week alleen maar waarschuwend te prediken, maar door nauwkeurig te preken de weg van het geloof tot Christus, ja Christus Zelf als de Weg, de Waarheid en het Leven. Daarbij is het onze dure roeping de Christus geheel ter rechtvaardiging en heiliging tot voeding en onderhouding van het leven van het te prediken. Telkens opnieuw zal de Christus tot vergeving van de zonde worden voorgesteld en aangeboden en toegeëigend. Hij is het enige Rustpunt in de dagelijkse en vaak benauwende worsteling met onszelf. Maar de klem van de bekering tot het leven van het verbond dient te worden gehoord. Met de omhelzing van Christus worden ook Zijn rechten en inzettingen omhelsd. Niet los van Hem, maar in Hem. Hier wordt een geheel veld ontsloten van het leven met Hem en uit Hem. Hier zal op de Schriftuurlijke wijze over de vernieuwing van het leven worden gehandeld. Hier zal de troost worden ontsloten voor het altijd weer dorstige hart om te drinken uit de fonteinen van het leven. Hier komt de vastheid van het verbond, zoals het wortelt in de eeuwige raad Gods, in het gezicht. Hier mag en moet worden gesproken van een vastmaken van de roeping en verkiezing, opdat er niet meer zal worden gestruikeld. Hier komt de lof Gods in het gezicht, verbonden met het kruisdragen en het achter Jezus aangaan.’