‘Hier wordt niet het geloof in de Schriften afhankelijk gemaakt van onze harten, alsof ons gevoelen of ons geloof de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid uitmaakten. In dat geval zou de zaak in het subjectieve vlak komen te liggen. Wat dan voor het ene hart geloofwaardig was, kon dan voor het andere onaannemelijk zijn.’ Aldus ds. W.L. Tukker, die schrijft naar aanleiding van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over het gezag van de Schrift. Dit werd geplaatst in het Gereformeerd Weekblad van juni 1956.
Woord
Het getuigenis van de Geest maakt de zaak wel zeer objectief. Zijn woord is niet ja en nee, maar Zijn ja is ja en Zijn nee nee. Hij geeft niet in dit hart dit en in het andere een geheel tegenstrijdig getuigenis. De belijdenis stelt het getuigenis van de Geest algemeen: in „onze” harten. Allen die tot de kerk behoren en met de kerk belijden, hebben dezelfde inspraak van de Geest gehoord, namelijk dat de Schriften van God zijn. Niet allen vatten dit, omdat het geloof niet aller is. Maar die het vatten, weten dit door de Heilige Geest met grote zekerheid.
Zeker
De voorzin zegt: „En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is.” Bij de openbaring van Christus, bij de openbaring van het heil, gaat de Heilige Geest niet op het onzekere, zoals de Geest in geen ding onzeker gaat. Wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is en u doet wel, zo u daar op acht geeft.
Het oude woord van Luther is zéker waar, dat Gods Woord geen duimbreed zal wijken. Zo staat het bij de Heilige Geest — zo staat ’t ook bij allen die geloven. Dat zonder enige twijfel geloven is een gave, maar het is tevens een opgave. Hier is zoiets nodig als zijn verstand gevangen geven tot gehoorzaamheid.
Schriftgezag
Het is in deze moderne tijd niet eenvoudig om gehoorzaam te geloven. Maar dat is het in geen enkele tijd geweest. Het Schriftgezag is au fond altijd in het geding geweest. Maar het is het niet meer, als de Geest in ons gaat getuigen. Dan wordt door de Geest een machtig “Er staat geschreven” gesproken. De twijfel is van ons, die is niet van de Heilige Geest. Tegen de twijfel moet dan ook een geestelijke strijd worden aangebonden. De Heilige Geest bindt ons ook niet aan één of andere inspiratietheorie, noch aan een mechanische, noch aan een organische. Alle werken van de Heilige Geest gaan onze bevattingen te boven, ook dat werk waar in Hij de Schriften ingaf.
Hart
Het is dan ook niet een zaak van ons denken, om in het Woord te geloven, maar een zaak van het hart. En dan wel van een hart, dat overreed werd door de inspraak van de Geest. Het werd overreed om te geloven. Laat dat een weerbarstig hart zijn, laat het het hart zijn van de kritische wetenschappelijke mens, het leerde buigen voor het getuigenis van de Heilige Geest. Zoals het van ons uit voor allen even moeilijk was om te geloven, zo wordt het door de overreding van de Geest voor allen even gemakkelijk om dat te doen. In deze belijdenis spreken mensen mee van alle eeuwen, mensen van allerlei afkomst, mensen ook van allerlei ontwikkeling: “Wij geloven zonder enige twijfeling”.