Een diepe gebrokenheid heeft zijn intrede gedaan, bij de val van de mens in het paradijs. De mens was goed geschapen (art. 14 NGB). Goed, rechtvaardig en heilig. ‘Hij kon in zijn wil in alles overeenstemmen met God. Bij de val heeft hij al zijn uitnemende gaven, die hij van God ontvangen had verloren.’ Zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus maakt duidelijk dat we voor de val onze Schepper recht konden kennen, Hem van harte liefhadden, met Hem in eeuwigheid leven zouden; om Hem te loven en te prijzen.
Het beeld van God hebben we verloren. We raakten ver van God verwijderd, stelt ds. G. Boer. ‘Wij zijn in de sfeer, in de omgeving van de zonde gekomen. Dat is ons levenselement en dan ook ons leefelement geworden. Daarmee hebben wij God naar de kroon gestoken en Hem op ’t hoogst misdaan. Door als God te willen zijn, zijn wij in zonde ontvangen en geboren. Dat is niet ons lot, maar onze schuld.’
Nu kan de eerste Adam niet meer buiten de tweede Adam om. In de prediking wordt ons volgens ds. G. Boer de noodzakelijkheid en de heerlijkheid van het in Christus zijn voorgesteld. De Heilige Geest toont ons hoezeer we verloren liggen en leert ons met ons verzondigde leven de toevlucht te nemen tot Gods genade in Christus.
Hersteld beeld van God
Dáárom nam Christus ons vlees en ons bloed aan, opdat we weer Zijn beeld gelijkvormig zouden worden. Adam vormde een type van Christus. ‘In dit alles wijs hij heen naar Eén, die in nog hoger en rijker zin de openbaring en het beeld Gods is, naar Hem, die de eengeboren is van de Vader en de eerstgeborene van alle volken.’
Waarop ds. G. Boer ons wijst op wat er in Christus gebeurt: ‘Gods Zoon nam onze gedaante, onze gestalte, ons vlees en bloed aan. Hij kwam tot ons. Waartoe? Om ons aan Zijn beeld gelijkvormig te maken. Maar daarmee geeft Hij ons ook onze oorspronkelijke bestemming terug. En dat is Hem toevertrouwd. Want Hij is de uitvoerder van Gods raad en van het testament of verbond van de genade. Hij is de Heere uit de hemel, de levendmakende Geest.’