In een lezing voor collega-predikanten geeft ds. W.L. Tukker een aantal overwegingen mee ten aanzien van de prediking. Zijn gedachten die hij in 1972 deelden zijn ook vandaag leerzaam. Tukker gaf als voorzitter van de Gereformeerde Bond leiding op inhoud, dat hebben we ook vandaag nodig.
Bevindelijk
‘Door met recht dienaar van het Woord te zijn, wordt men ook beter dienaar van de gemeente, dat is dienaar van het geloof van de gemeente. Vaak wordt de klacht in de gemeenten gehoord, dat er te weinig bevindelijk gepreekt wordt. Ik geloof, dat dat waar is, bij mijzelf en bij anderen. Men kan echter ook te bevindelijk preken. Dan wordt de preek toepassing, toepassing, toepassing, zonder dat er iets toe te passen was. Een schromelijk gebrek aan voorwerpelijke Schriftuitleg (en is niet Hij het voorwerp van ons geloof?) ligt vaak aan dat overbevindelijk preken ten grondslag. Ook zal men niet alle geklaag in de gemeenten zonder meer accepteren. Wij moeten ook weer niet op alle vogelgeschrei acht geven!
Geloofsonderwijs
Preekt men nu echter het geloof van de Schriften, het geloof van de kerk in zijn breedte en diepte, dan zal de gemeente, de gelovige gemeente in dat geloof gebouwd worden. En daar gaat het in de prediking toch voor een niet gering deel om. Het is kostelijk als onder de preek mensen toegebracht worden tot Christus, maar dan begint eerst met recht het werk. De aanvankelijk tot de gemeente Gods geleiden moeten verder geleid worden in het geloof. Daar moet groei zijn in de genade. Vandaar deze dienst van het Woord. Wij blijven niet dienaars van het Evangelie tot aan de enge poort, maar worden het eerst met recht achter de enge poort, daar waar de smalle weg begint, daar waar die doorgaat tot waar die eindigt. Christus is die weg. En in Christus zijn schatten van geloof en van rijkdommen van het geloof.
Eerlijke prediking
U voelt aan, als wij zo in de leer van de Heere bezig zijn, als wij geloofsmatig preken, dan worden wij ook beveiligd tegen het dwaze allegoriseren, het vergeestelijken van de bijbel. Dan krijgt de levensleer in de gewone natuurlijke dingen haar eerlijke plaats. Dan gaat de prediking vanuit het geloof ook het gewone leven bestrijken. Boeken als de Spreuken, als de Prediker, als de Jacobusbrief, als de praktische wenken in al de brieven van Paulus, worden dan ook nuchter aan de orde gesteld.’