In een toespraak tot collega-predikanten gaf ds. W.L. Tukker in 1972 woorden aan zijn opvattingen over het predikantschap. Een dominee is dienaar van het Woord, zo stelde hij met klem.
Geroepen
‘En wat meer zegt: wij zijn in ons geweten gebonden aan de roeping, waarmee de Heere ons geroepen heeft. Als het waar is, dat iemand in zijn hart voelt, dat hij wettig van Gods gemeente geroepen is en daarom van God zelf geroepen is, dan ligt daar een roeping in tot dit ambt, met al de gevolgen daarvan ten aanzien van Gods Woord. Daar kan niemand, die in de kerk dient, onderuit, dat de Heere van hem eist een goed en getrouw predikant te zijn. Dat staat tenslotte boven alle persoonlijke gevoelens, boven alle persoonlijke inzichten en zelfs boven elke overtuiging. Gods wil moet onze wet zijn. En wij liggen tezamen onder het bindende woord: ‘Tot de Wet en tot de getuigenis, want het zal zijn, zo zij niet spreken naar dit Woord, dat zij geen dageraad zullen hebben’. Met de binding aan Gods Woord, met de gehoorzaamheid aan Gods Woord staat of valt heel onze bediening.
Dienaar
Wij zijn dienaren van Gods Woord. Een dienaar heerst niet, maar die dient. Al te veel hebben wij ons mee laten slepen door de lust naar wetenschappelijkheid. Dan eerst tellen wij mee in de kerk, dan eerst tellen wij mee ook in onze kringen, als wij wetenschappelijk zijn, of althans ons achten dat te zijn. Niemand zal er bezwaar tegen hebben als iemand een goed en gezond verstand heeft, ook zal niemand er bezwaar tegen hebben als iemand dat goed gebruikt. Maar de meest verstandelijke aanleg en de best benutte verstandsgaven ontslaan ons niet van de plicht om ‘dienaars’ van het Woord te zijn. Wij hebben tenslotte een redelijke godsdienst, dus mogen wij daarbij al de gaven, die wij verstandelijk hebben, hetzij veel of weinig, werkelijk wel inspannen en dan wordt dat een inspannen tot de dienst. Hoe meer wij ervan weten gaan, hoe dienstbaarder wij zullen worden en hoe dienstbaarder wij ons stellen onder het Woord, hoe meer wij ervan weten zullen. Hier is dan het onderwerpen van ons verstand aan de gehoorzaamheid van Christus.Â
Buigen voor het Woord
Wij menen oprecht, dat de kerk geholpen zou zijn, gered zou zijn, als de predikanten begonnen met zich te onderwerpen aan het Woord. Dat zou de predikantenstand recht nederig maken en met alle respect voor deze onze stand is toch nederigheid bepaald niet onze grootste gave. Als het Woord over ons heersen gaat, dan gaat de God van het Woord over ons heersen. Dan komen wij op onze plaats en worden werkelijk christenmensen. Maar dan gaat in de heerschappij van de God van de heerlijkheid het Woord van de heerlijkheid eerst recht voor ons open. Dan valt het Woord, om met prof. Berkelbach te spreken, open tot op God. Wij ontdekken God, Christus, de Heilige Geest in de bijbel, en deze laat ons schat na schat los. Dienaren des Woords zijn wij eerst recht, als wij dienaren Gods zijn, als wij dienaren van Christus zijn. Dan heeft God het te zeggen in Zijn Woord en Hij leidt ons in het Woord bij de eerbiedigheid voor het Woord en bij de volgzaamheid in het Woord. De Geest van Christus leidt dan in alle waarheid en wij gaan de gangen van de Geest in het Woord volgen in het getal van de bijbelboeken, die voor ons alle gaan meetellen, zodat er geen uitgeschoten, geen vergeten boek meer voor ons is. Als de Geest ons als predikers gaat leiden bij onze studie in het totaal van de bijbel, dan zal die ons ook leiden in het totaal van het geloof, in de leerstukken van de zaligheid. En wij gaan de bijbel doorlezen, doorpreken en de leer van de Heere doorpreken.
Woord en leer
Men krijgt zoveel te doen met die openbaring Gods, dat alle kritiek op de Schrift bij ons wegslinkt, als die er al was. Ik acht die prediker niet ongelukkig, die daar van jongsaf voor bewaard bleef. Het geeft al maar dubbel werk, als iemand eerst leerde ontkennen. Dan moet hij eerst zijn ontkenning leren ontkennen, om daarna nog de ontkende waarheid te leren bekennen. Zo is hij altijd een slag achter bij een ander.Â
Preek niet alleen bekende teksten
Al die geijkte teksten, waarin men van gemeente tot gemeente rondpreekt, elk naar de bloemlezing van elke richting, mogen, omdat het teksten uit de bijbel zijn uiteraard gepreekt worden, maar het is zo goed om eens buiten het veel gebruikte terrein te kijken. Het cursorisch preken, zoals Calvijn dit deed, is dacht ik nogal aan te bevelen. En dan ook de dogmatische exegese, waarin speciaal gelet wordt op de leerstellingen van de kerk en waarin de leer van de Heere en het geloof, het algemene geloof van de kerk, in het oog gevat wordt, kan ons bij het Schriftprediken onschatbare diensten bewijzen. Wij komen daarmee op de algemene lijnen van de Schrift. En het dogma van de kerk is wel zo’n wijd veld, dat men er vanzelf bij het zich daarin verdiepen wel bewaard wordt om in elke tekst de hele dogmatiek te willen steken.”