Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 17 juni

De Heere leidt ons leven (3)

God heeft ons geschapen als verantwoordelijke mensen. Tegelijkertijd zijn wij de levensomstandigheden niet meester. Vanuit de wetenschap dat de Heere ons altijd meerdere stappen vooruit is, mogen we leven in afhankelijkheid van Hem. Dit sluit echter nergens onze persoonlijke verantwoordelijkheid uit. De Heere gaat Zijn ongekende gang. God kneedt als een pottenbakker de klei, tot de vorm die Hij voor ogen heeft. 

Gods gewone weg is overigens een kronkelweg. Wat ik daarmee bedoel? Wij zijn opgesloten in het hier en nu, maar Hij kent de toekomst. Zijn blik reikt altijd verder dan de mijne. Hij blikt voorbij de bocht van mijn bestaan. 

De Heere is als Michelanchelo die bikte aan een brok steen. Men stelde de kunstenaar de vraag wat dit voorstelde. Hij zei ‘een paard’. De kunstenaar zag voor ogen wat hij ervan maken wilde. Ook al toonde niets daar nog de toekomstige vorm van. De Heere bikt als het ware in en aan ons leven totdat het paard eruit tevoorschijn komt, wat Hij reeds voor ogen had. 

Anders dan gedacht

De Heere had voor ogen dat de bekende Anglicaanse prediker en bisschop J.C. Ryle (1816-1900) tot in onze dagen van grote betekenis zou zijn voor Bijbelvaste christenen in de wereldkerk. Niets duidde daar echter op toen hij als zoon van een bankier opgroeide. Zijn vader John Ryle sr. ging bankroet, het gezin kwam met niets aan de straat te staan. Door deze omstandigheden kreeg J.C. Ryle een betrekking in de kerk. Zelf erkende hij in deze beproeving de soevereine hand van God: ‘Ik twijfel er geen moment aan: het was allemaal voor mijn bestwil. Als het mijn vader goed was blijven gaan en ik nooit tot armoede vervallen was, zou mijn leven natuurlijk een totaal andere wending genomen hebben. Wellicht was ik al heel gauw parlementslid geworden. Wat daarvan de invloed op mijn geestelijk leven geweest zou zijn, valt met geen mogelijkheid te zeggen.’

Elisabet Elliot (1926-2015) verloor in 1956 haar man toen hij als zendeling samen met anderen een onbereikt gebied probeerde te bereiken met het Evangelie. Ze trouwde drie keer en leefde een veelbewogen leven. We moeten het lijden niet opzoeken, zo stelt ze. Wel liggen er diepe lessen in. ‘Lijden schept de mogelijkheid te groeien in heiligheid, maar alleen voor degenen die, door al het andere los te laten, open staan voor de lessen, niet door met God in discussie te gaan over het al of niet verdiende van de straf, maar door te bidden: “Heere, toon mij wat U mij hierdoor wilt leren.”’ Had Elisabet op een andere manier deze geestelijke wijsheid kunnen opdoen, dan door lijden heen? 

Vanaf een afstand beschouwd vormt het leven van Arthur W. Pink (1886-1952) een serie mislukkingen. Hij diende gemeenten in de Verenigde Staten en Australië, maar dit liep niet altijd vanzelf. Integendeel. Uiteindelijk zou hij terugkeren naar zijn vaderland in 1934. Bij leven kreeg hij nog geen fractie van de erkenning die na zijn dood zou volgen voor diens werk. De Bijbelstudies die hij decennialang uitgaf in een tijdschrift, kregen wisselende aandacht. In 1934 beklaagt hij zich. Hij schrijft dat hij een last voor zichzelf is en voor zijn vrienden. Geestelijk zit hij in het donker. Hij verlangt naar een krachtig werk van de Heere. Pink schrijft over zichzelf als ‘a heart-broken man’. Nieuwe lezers van zijn magazine zijn er niet, de giften zijn met 50% teruggevallen. Hij schrijft dat hij in de 25 jaar daarvoor veel predikanten geholpen heeft met zijn werk, maar niemand lijkt hem nu te willen helpen. Het Hooglied van Salomo lijkt onbereikbaar hoorgvoor hem, die dagen. Hij voelt zich als op de zeef van satan. Hij ziet niets anders dan mist en wolken. Kon deze man op dat moment beseffen dat zijn geschriften tot op de dag van vandaag invloedrijk zouden zijn? Denk alleen al aan zijn boek over de soevereiniteit van God? 

William Cowper (1731-1800), een vriend van de bekende slavenbootkapitein en prediker John Newton schreef veel liederen. Hij werd geplaagd door geestelijke depressies. Maatschappelijk kon hij niet meekomen. Toch gebruikte de Heere hem bijzonder, tot op de huidige dag, vanwege zijn liederen. Hij dichtte het indrukwekkende lied: ‘God moves in a mysterious way, His wonders to perform; He plants his footsteps in the sea, And rides upon the storm.’ In het Nederlands vertaald klinkt het als volgt: ‘God gaat Zijn ongekende gang, vol donkere majesteit, die in de zee Zijn voetstap plant en op de wolken rijdt. Uit grondeloze diepten put, Hij licht en vreugd`uit pijn. Hij voert volmaakt zijn plannen uit, zijn wil is souverein.’ Het lied eindigt met deze woorden: ‘Hoe blind vanuit zichzelve is, het menselijk gezicht. God zelf vertaalt de duisternis, in eindlijk eeuwig licht.’

In het oog van God

Maar stel dat niemand ooit meer van deze personen had gehoord. Stel dat zij een stille dood waren gestorven, zonder dat iemand nog aan hun bestaan herinnerd werd. Zou dat leven dan voor de Heere minder van waarde zijn? Hij die de musjes draagt en de haren van het hoofd telt? 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp