Deez’ aard is Uw, o Heer’ der heren!
Uw is haar wond’re hemelbaan,
Uw zijn haar bergen, dalen, meren,
haar stromen en haar oceaan.
Uw is de dag, Uw is de nacht:
’t leeft alles slechts door uwe kracht.
Uw is deez’ aarde, lief’lijk stralend,
als zonnegloed haar ijs ontdooit.
Uw is z’, in lenteschoonheid pralend,
met bloesems als een bruid getooid.
Uw is z’, als ’t wuivend korenveld
een rijke, schone oogstdag spelt.
Uw is deez’ aard’, als woeste vlagen
haar akker teist’ren en haar woud,
als stormen door het luchtruim jagen
en neev’len dalen, kil en koud,
als ’t witte sneeuwkleed is gespreid,
waar zij eens bloeid’ in heerlijkheid.
Mijn hart zij ’t uw’ en heel mijn leven,
t blijde straalt in zonnegloed,
en ook als wolken mij omgeven,
als stormen varen door ’t gemoed.
Gij zijt mijn God, al ’t Uw’ is ’t mijn’:
laat immer meer mij d’ Uwe zijn!
Hervormde bundel, 1938
Dominee in de praktijk: Zand in de machine van het domineesbestaan (1)
Het predikantschap is geen nieuw beroep. Het maakte een eeuwenlange ontwikkeling door. We zijn vertrouwd met het...