Het werk van de duitse predikant-dichter Paul Gerhardt kennen we onder andere van de liederen: ‘O hoofd bedekt met wonden’ en ‘Hoe zal ik U ontvangen.’ De zeventiende eeuwse lieddichter schreef ook het lied ‘Beveel gerust uw wegen.’
Verschillende versies
Het lied ‘Beveel gerust uw wegen’ kent verschillende versies. Een korte en een lange. Het meest bekend is de korte versie, daarom deel ik bij deze de lange versie. In dit lied klinken klanken mee van Psalm 37: 5, 121: 3, 127: 2, Mattheüs 7: 7, Ps. 33: 9, Openb. 2: 10, Openb. 7: 8 en Jes. 28.
Lied
Beveel gerust uw wegen,
Al wat u ’t harte deert,
Der trouwe hoede en zegen
Van Hem, die ’t al regeert:
Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor en loop en baan,
Zal ook wel wegen vinden,
Waarlangs uw voet kan gaan.
De Heer’ moet gij vertrouwen,
Begeert gij de uitkomst goed;
Op Hem uw hope bouwen,
Zal ’t slagen, wat gij doet;
Door uw bekommeringen,
Uw klagen in uw pijn,
Laat God zich niets ontwringen,
Hij wil gebeden zijn.
Uw trouw en Uw genade
o Vader! weet zó goed,
Wat nut is of tot schade,
Van sterflijk vlees en bloed;
En hebt U iets uitgelezen,
Dat werkt U, o sterke Held!
En brengt in stand en wezen,
Wat Ge U hebt voorgesteld!
Een’ weg hebt Ge allerwegen!
Geen middel dat U faalt!
Uw doen is louter zegen,
Uw gang met licht bestraald.
Uw werk kan niemand hind’ren,
’t Blijft rustloos voorwaarts spoên,
Als Gij, wat voor Uw kind’ren
Het heilzaamst is, wilt doen.
Schoon alle duivels kwamen
Om God te wederstaan;
Geen helse macht te samen
Doet God teruggegaan.
Wat Hij heeft voorgenomen,
Hoe lang ook de uitkomst draalt,
Dat moet toch eind’lijk komen
Aan ’t doel, door Hem bepaald.
o Arme ziel, blijf hopen!
Blijf hopen onverzaagd;
Al spert zich de afgrond open,
Schoon u de kommer plaagt;
God rukt u uit die zorgen,
Verwacht alleen Gods tijd,
En eerlang rijst de morgen,
Wiens licht uw ziel verblijdt.
Schep moed! zeg aan uw smarte
En zorgen: goeden nacht!
Laat varen, wat uw harte
In onrust heeft gebracht!
Gij wilt toch niet regeren,
Als een, die alles kent;
God staat als Heer der heren
Aan ’t hoofd van ’t regement.
Laat Hem besturen, waken!
’t Is wijsheid wat Hij doet;
Hij zal zóó alles maken,
Dat ge u verwond’ren moet,
Als Hij, die alle macht heeft,
Met wonderbaar beleid,
Geheel het werk volbracht heeft,
Waarom uw oog thans schreit.
Wel kan zijn hulp vertragen,
En ’t schijnt soms in den nacht,
Alsof geen licht zal dagen,
Alsof geen troost u wacht,
Als ging Hij u begeven;
Wel kunnen op uw pad
Gevaren u omzweven,
Alsof u God vergat.
Maar zo uw trouw mag blijken,
Zo gij Gods wil betracht,
Dan doet Hij d’ onspoed wijken,
Ligt als gij ’t minst verwacht;
Hij zal uw hart bevrijden
Van d’ opgelegde last,
Houdt gij slechts onder ’t lijden
Aan God en godsvrucht vast.
Wel u, gij kind der trouwe!
Ge ontvangt dan vóór Gods troon,
Aan d’ eindpaal van uw rouwe,
Uw overwinningskroon.
God zelf reikt u de palmen,
In uwe rechterhand,
En gij zingt vreugdepsalmen
In ’t hemels Vaderland!
Hoor onze smeekgebeden!
Heer’! red uit allen nood!
Sterk onze wank’le schreden,
En leer ons, tot den dood
Op Uwe hoede en zegen
Vertrouwen, vroom van zin;
Zó voeren onze wegen,
Gewis ten Hemel in!