Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 23 februari

Calvijn: bidden met de lijdende Job

‘Als we willen dat God zal constateren, dat wij in tegenspoed geduldig zijn, dan is het nodig ons te laten onderwijzen door wat ons hier wordt getoond.’ Johannes Calvijn hield het leven van Job als spiegel voor aan gelovigen. In zijn eindgebed na de preek, blikte hij verder dan de tijd. 

Job

Maandenlang bepreekte Johannes Calvijn het leven van Job. In vijfenzeventig preken behandelde hij heel het Bijbelboek. Aan het eind van elke preek bad hij tot de Heere. Een gebed dat steevast begon met de belijdenis van zonden. Waarbij hij inzette met de woorden: “Maar laten we ons neerbuigen voor het aangezicht van onze goede God…” Wie tot de Heere komt, buigt het hoofd. Dat wist Job, dat beleed Calvijn. 

Job ging door een periode van grote verliezen en levensleed. In Job 1: 20-22 lezen we hoe hij een houding van rouw aanneemt. Hij klaagt het uit, maar zonder verwijt. ‘De Heere heeft het gegeven en de Heere heeft het genomen; de Naam des Heeren zij geprezen!’ 

Gebed

Aan het eind van deze preek bad Calvijn het volgende: 

Maar laten wij ons neerwerpen voor het aangezicht van onze goede God en laten wij (ons bewust zijnde van onze zonden) Hem bidden. Dat Hij ons zó in toom houdt dat wij niet door onze zelfvoldane fantasieën in de war raken. Maar dat wij in de wetenschap dat al ons goed en geluk, in Hem is gelegen, dat gaan zoeken. Ja zeker, geheel en al steunend op Zijn barmhartigheid. 

Dat wij, wanneer Hij ons haar eenmaal doet proeven, zó overtuigd zijn van de liefde die Hij ons toedraagt, dat wij (ook al doet Hij ons te midden van veel tegenslagen en ergernissen leven in deze wereld) ons blijven vastklemmen aan Hem om Hem te vrezen en gehoorzaam naar Hem te luisteren. Totdat Hij ons heeft ontdaan van dit sterfelijk lichaam; van deze gevangenis van de slavernij van de zonden, waarin wij ons bevinden. 

Om ons bijeen te brengen in Zijn hemelse heerlijkheid. Daar, waar wij ons alleen maar in onze God zullen verblijden. Delend in Zijn glorie en al Zijn weldaden. Dat Hij niet alleen ons, maar ook alle volken en natiën van de aarde, deze genade zal bewijzen. 

Amen. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Komt, heffen wij een lofzang aan

Komt, heffen wij een lofzang aanDe Heer is waarlijk opgestaan;Komt, laten wij niet langer klagenDe Levensvorst heeft...

Taboes doorbroken

C.S. Lewis roept in zijn werk ‘De afschaffing van de mens’ (1943) lezers terug naar een werkelijkheid waarin de normen...