Dr. A. van Brummelen (1928-1999) onderstreepte de verbinding tussen geloofsbelijdenis en Heilig Avondmaal. Daarbij wijst hij erop dat besef van schuld de toevlucht doet nemen tot Jezus Christus.
Eerlijk gemaakt
Het Heilig Avondmaal is tot versterking van het geloof. Waarbij in brood en wijn de zekerheid van de schuldvergeving zichtbaar wordt. Dr. A. van Brummelen wijst erop dat besef van Gods heiligheid verlangen naar vergeving van zonden versterkt. We verlangen te schuilen achter het bedekkende bloed van Christus.
Van Brummelen: ‘De gemeente rondom het Avondmaal komt door het Woord in het zicht. De belijdenis brengt de kinderen Gods bijeen om ze tot Christus te leiden. Merkt u hoe diep de belijdenis peilt? Het Avondmaal is voor degenen die zichzelf vanwege hun zonden mishagen. Kennis van zonde en droefheid daarover is nodig. Daarom kan de wetsprediking beslist niet worden gemist. Zullen wij honger hebben zonder ontdekking, schuldgevoel zonder de norm te hebben doorleefd? Hier ligt het richtsnoer zuiver ten opzichte van weemoed, pessimisme, droefgeestigheid of onvoldaanheid.
Schuilen
Echte droefheid over onze zonde wordt geboren in confrontatie met Gods heiligheid. Daar ligt het manco van wezenlijke geestelijke schraalheid. Omdat wij niet beven vanwege Gods heiligheid, is er geen stuwende behoefte naar Gods vergiffenis. Het gaat in het Avondmaal ook om de eer van God en de onmisbaarheid van Christus. Zelfmishagen is dus nodig, maar ook: het vertrouwen dat onze zonden ons van Christus’ wil vergeven zijn en dat wat ons nog zondigs aankleeft door Christus’ lijden en sterven is bedekt. Dit hartelijk vertrouwen mag bij geen enkele Avondmaalsganger ontbreken. Zelfmishagen en behagen in Christus. Het behagen van de in zichzelf verlorene in de Zaligmaker en Heere, zodat wij met al onze ellende achter Hem schuilen met het gebed in het hart: Aanschouw toch uw gezalfde Koning. Wij weten dat er achter Hem overvloedige bedekking voor al onze schuld is.
Versterking
Dit geloof is natuurlijk niet steeds even sterk. Maar hoe zwakker het is, des te meer is versterking nodig, die het Avondmaal biedt. Met name op dit punt hebben wij meer dan ooit Avondmaalsonderwijs nodig. Hier bestaat veel onkunde in het midden van de gemeente. Te vrezen is het dat het Avondmaalsgebruik dan meer gestoord wordt door emotie en overtrokken wil tot prestatie; dan wel dat men wegschuilt achter de vergevende Christus, geheel en volkomen.’