Op deez’ onze aard’ leefde eens een Kind,
Zo als men er geen kind meer vind;
Dat Kind wies op, werd sterk van geest,
En vond voor ’t allerminst en meest
Gena bij God en bij de mens;
Dat Kind deed alles met de wens,
Dat Hij veel kind’ren medebracht
Ten hemel, waar Hij werd verwacht.
En sedert zijn op Zijn gebed
Veel kind’ren van ’t verderf gered.
Hebt ge eens ook zonde of schuldgevoel,
Dan weet gij best, Wien ik bedoel;
Wie anders, dan gij als een Kind
In Bethl’ems stal geboren vind? —
Dat Kind heeft nu de rijkste Naam,
En maakt tot elk goed werk bekwaam.
Ons onverstand sloeg ’t Kind aan ’t hout,
Toch is Zijn liefde niet verkoud.
Zie toe, dat gij die Leraar vreest
En liefhebt, — Hij gaf u een Boek,
Dat maakt voor God en mensen kloek;
En waar gij nu Zijn’ wil niet vat,
Daar zeg: „Och, leer mij, lieve Heer!
Dat ik mag leven tot Uw eer!”
Houd u aan Hem, Hij weet steeds raad,
En helpt’ u af van zonden-kwaad.
Dan blijft Hij altijd aan uw zij,
En maakt u o zo innig blij!
Groei dan zo op, der oud’ren roem,
In Gods tuin, een Jezus-bloem!
Â
Amsterdamsch Zondagsblad, 1893
Â
Â
John Newton: Ik stond bij ‘t kruis
De dichter van het bekende lied ‘Amazing grace’, schreef nog een ander gedicht. Hierin plaatst hij de lezer aan de...