Mary Winslow was ’s nachts wakker, vanwege ziekte van één van haar kinderen. In de stilte overviel haar de vraag: hoe word ik met God verzoend? Zij knielde en bad tot de Heere.
Gebed
Terugblikkend schrijft ze daarover: ‘Daarom wendde ik mij tot God en pleitte op de belofte, terwijl ik Hem vroeg hoe zulk een ellendig zondaar als ik zalig kon worden. Ik worstelde niet zozeer om mijn zaligheid, als wel om te weten hoe zo’n hulpeloos zondaar, die niets kan doen, zalig kon worden. Ik stond op van mijn knieën en nam opnieuw mijn Bijbel in de hand. Ik las en vergeleek de Schrift met Schrift, maar het ene deel scheen het andere tegen te spreken, en mijn ziel bleef in duisternis en verslagenheid gehuld. Opnieuw bracht ik de belofte voor de troon van de genade en opnieuw worstelde ik met de Heere. Ik keerde terug naar de Bijbel, maar het was een verzegeld Boek. Voor de derde keer trachtte ik tot de Heere door te dringen, terwijl ik nog steeds pleitte op deze ene genadige belofte: ‘Bidt, en u zal gegeven worden.’
Plotseling brak er een licht door in mijn ziel. Het was alsof Jezus voor mij stond en deze gezegende woorden sprak: ‘Ik ben uw zaligheid!’ Ik zegende de blije tijding, waarop mijn hart en ziel amen zeiden. Jezus was bij mij, Hijzelf had gesproken, ik had de Heere gezien, ik had Zijn stem gehoord, mijn ziel was gered, mijn zware last was verdwenen, de banden des doods waarin ik zo lang bevangen was geweest, vielen van mij af, mijn geest was vrij en het was mij of ik tot de hemel opsteeg in het zoetste en rijkste genot, terwijl mijn hart met onuitsprekelijke blijdschap werd vervuld. Ik stond op van mijn knieën om Zijn heilige naam te aanbidden, te prijzen en te loven. O, welk een nacht was dat, om nooit, nooit te vergeten! Ik had Jezus gezien.’
Christus
Wie Jezus in de ogen blikte, beseft hoe zwaar de zonden werkelijk wegen maar raakt ook vervuld van de liefde van God. Dat schept in ons het verlangen om rein voor de Heere te leven. Ons geweten vormt zich in het zicht van Christus, met als norm zijn geboden. Om die te doen uit dankbaarheid.
Ambrosius zegt in ‘Het zien op Jezus’: ‘Bedenk dat uw dagelijkse behoeften het nodig hebben om vaak op Jezus te zien. U hebt Christus nodig. U hebt nodig dat Hij in en voor u bidt tot uw hemelse Vader. U hebt nodig dat Hij in u werkt Zijn heilige wil. U hebt nodig dat Hij u en het uwe onbevlekt stelt voor het aangezicht van Zijn Vader in leven, in sterven en in de dag van het oordeel. Er is niet een ogenblik in uw leven, waarin u Jezus Christus niet voortdurend nodig hebt.’