Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 24 augustus

Gebed rust volgens Calvijn op Gods beloften

Als iemand je iets vraagt, peil je onbewust zijn grondhouding. Wat gaat er schuil achter de vraag? Welk verlangen, welke pijn, welke verwachting ligt er achter? Je reactie op een vraag wordt mede daardoor bepaald. Als geen ander peilt de Heere het hart achter de vraag. 

Houding

In zijn catechismus stelt Calvijn (1509-1564) allerlei vragen over God, het geloof en de Bijbel. Hij geeft in diverse vragen en antwoorden aandacht aan het gebed. Calvijn vindt het belangrijk dat bidden meer is dan een vormelijk gebeuren. Blijkbaar was dat een probleem waar hij in de praktijk tegenaan liep. Dat mensen baden omdat bidden nu eenmaal een goed ritueel was. Calvijn bepleit een grondhouding bij het gebed waaruit blijkt dat we van harte betrokken zijn op dat wat we bidden. Volgens Hem dienen we met ons verstand en onze verlangens betrokken te zijn op het gebed. 

De Geest vraagt ons hart, stelt Calvijn: ‘Daar God immers een Geest is, eist Hij, omdat Hij anders altijd het hart van de mensen vraagt, dat dan toch voornamelijk in het gebed. Waardoor wij met Hem gemeenschap hebben. Om welke reden Hij slechts aan hen die Hem in waarheid aanroepen, belooft dat Hij hen nabij zal zijn. Daarentegen verwenst en vervloekt Hij echter allen die niet echt gemeend en niet van harte bidden.’ De Heere heeft dus niets op met bidden voor de vorm, maar vraagt ons hart. 

De Heere laat ons daarbij niet aan ons lot over. Volgens Calvijn geeft Hij door Zijn Heilige Geest zelf wat nodig is. De Heilige Geest wekt ons op tot gebed en geeft het verlangen naar de Heere. Moeten we dan maar ‘slapend de beweging van de Geest afwachten’, vraagt Calvijn zich af. Nee, juist ook als we ons verkild voelen ten aanzien van omgang met God en geen zin hebben in gebed, moeten we tot de Heere de toevlucht nemen. We mogen Hem volgens Calvijn vragen om ‘ontvlamd te worden door de vurige werking van Zijn Geest, waardoor we tot het bidden geschikt gemaakt worden.’

Verwachting

Gebed rust niet op iets wat wij van beneden naar boven omhoog houden. Gebed rust op de van God gegeven beloften. Calvijn zegt daarover in zijn catechismus van Genève het volgende: 

Als wij bidden, doen wij dat dan op goed geluk, onzeker van de uitkomst, of wel moet dit voor ons vaststaan, dat wij door de Heere verhoord zullen worden? (Rom. 10: 14)

Dit moet het voortdurend fundament van het gebed zijn, dat wij verhoord zullen worden door de Heere, en al wat wij vragen zullen verkrijgen, voorzover het heilzaam voor ons is. Om deze reden leert Paulus, dat het rechte aanroepen van God uit het geloof voortvloeit. Want nooit zal iemand Hem recht aanroepen, als hij niet eerst rust gevonden heeft in het vaste vertrouwen op Zijn goedheid. 

Wat zal er dus met hen gebeuren die weifelend bidden, en niet in hun harten vaststellen wat zij voor hun bidden zullen bereiken, ja onzeker zijn, of hun gebeden door God gehoord worden of niet?

Hun gebeden zijn ijdel en tevergeefs, daar ze door geen enkele belofte zijn ondersteund. Want ons wordt bevolen met vast vertrouwen te vragen; en de belofte wordt er bijgevoegd, dat al wat wij gelovig zullen vragen, ons dat gegeven zal worden (Matt. 21: 22, Mark. 11: 24, Jak. 1: 6). 

Niet waard?

Calvijn beseft dat bidden in vertrouwen op Gods hulp belemmerd kan worden door het besef dat we Zijn ontferming niet waard zouden zijn. Calvijn antwoord daarop: ‘wij hebben de beloften, waarop wij ons eenvoudig moeten gronden; met terzijde laten van de toestand van onze onwaardigheid.’ De Heilige Geest spoort aan tot gebed. Als we overweldigd raken door het besef van Gods heiligheid en onze eigen zondigheid, laat de Heere ons steeds op Christus zien. Hij is de Middelaar, ‘Die voor ons de toegang opent’. 

Christus is onze voorspraak bij de Vader. We dienen dus te bidden in Christus’ Naam. Calvijn: ‘Wie zó bidt, stelt zijn gebeden op als uit Zijn mond. Omdat hij weet dat zijn gebed door Zijn voorspraak gesteund en aanbevolen wordt’. (Rom. 8: 33, Rom. 8: 15).  

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Sta op en strijd de goede strijd

Staat op en strijdt de goede strijdtot al wat God u vraagt, bereid,Hij is uw kracht, Hij is uw recht;Hij heeft de...

Dienstbaar aan de wereldkerk (2)

Nadat in de negentiende eeuw het zendingswerk onstuimig groeide, zagen we in de twintigste eeuw hoe dit vrucht droeg...

Dienstbaar aan de wereldkerk (1)

‘Er is geen persoon, samenleving, land, of gebied dat buiten de autoriteit van Christus valt.’ Deze opvatting staat...