Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

vrijdag 3 maart

Gouden ring

Jacobus waarschuwt voor de man met een gouden ring, in de gemeente. Met reden, want het is een menselijke trek om onder de indruk te raken van vermogen. Wie goed in de slappe was zit, doet vermoeden zaken op een verstandige manier aan te pakken. Terwijl iemand die niet verder komt dan Jan-modaal, toch een paar keer de trein naar succes gemist heeft. Laat staan degene die nauwelijks een cent heeft om te laten rollen. 

Laat helder zijn, vermogen wordt veelal vergaard door het verschil tussen uitgaven en inkomsten zo ver mogelijk op te rekken. We kunnen het veel complexer maken dan dit, maar in de kern komt het toch hierop neer. Of het nu om grondstoffen, producten of diensten gaat. Uiteindelijk zal de handige jongen die op het schoolplein reeds de meeste en mooiste knikkers verzamelde, dat doorgaans de rest van zijn leven ook doen. Daar hoef je trouwens geen handelaar voor te zijn, ook anderen weten er raad mee. En dat is wat mij betreft prima. 

Het punt dat ik wil maken raakt namelijk niet de man met de gouden ring, maar zijn omgeving. Dat de één er beter dan de ander in slaagt om een winstgevende activiteit vorm te geven, behoeft geen uitleg. Dat mogen we zien als een gave. Waarbij de gave vervolgens dienstbaar gesteld mag worden aan het Koninkrijk. Dat zien we gebeuren als de Heere een hart inneemt en vernieuwt. Hij leert bezitten als niet bezittend. Je wordt van eigenaar tot rentmeester. Hoe dit functioneert, ligt voor ieder persoonlijk. Ik kwam vermogende mensen tegen met een nederig hart; en weinig-vermogenden met een onbedwingbare schraaplust. Rijkdom is niet gelegen in veel bezit.

Mijn punt raakt dus niet Jan-bovenmodaal; maar de omgeving, de gemeenschap. Hoe gaan we om met de man met een gouden ring? Wat verwachten we van hem? Zijn we in staat om hem los te zien van zijn vermogen en hem te waarderen als ieder ander. In de christelijke gemeente is er immers geen onderscheid in weging. De toiletjuffrouw, de professor en bankier zijn alle drie afhankelijk van Gods genade. Gaven van levenservaring en levenswijsheid hangen niet per definitie samen met (denk)vermogen. Laat staan de gave van Gods genade. 

De Schrift spreekt van een arme wijze man die een stad kon redden tijdens een belegering. Niemand dacht aan hem, omdat hij arm was. Ons tot spiegel.  

Dit blog is eerder als column gepubliceerd in Gezinsgids.

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Komt, heffen wij een lofzang aan

Komt, heffen wij een lofzang aanDe Heer is waarlijk opgestaan;Komt, laten wij niet langer klagenDe Levensvorst heeft...

Taboes doorbroken

C.S. Lewis roept in zijn werk ‘De afschaffing van de mens’ (1943) lezers terug naar een werkelijkheid waarin de normen...