Johannes de Doper was er duidelijk over: het gaat niet om mij, maar om Christus. In Joh. 3: 22-36 blijkt dat hij zijn plaats kent. Als mensen zichzelf groot maken, ontstaat er partijdigheid. Als Christus ons alles is, leren we dienen.
Jaloersheid
Het kruipt zomaar omhoog; een gevoel van jaloersheid. Als de ander meer aandacht, erkenning en aanloop krijgt dan jij. De discipelen van Johannes zagen dit gebeuren. Jezus trok steeds meer mensen. Johannes legde hen uit dat dit de bedoeling was. J.C. Ryle (1816-1900) geeft een aantal helpende gedachten bij dit Bijbelgedeelte.
Ryle: ‘Wij hebben, als eerste, in deze verzen een verootmoedigend voorbeeld van de jaloersheid en partijzucht, die er bestaan kan tussen belijders van de godsdienst. Er wordt ons gemeld, dat de discipelen van Johannes de Doper geërgerd werden. Omdat de openbare bediening van Jezus meer aandacht begon te trekken dan die van hun meester. “Zij kwamen tot Johannes en zeiden tot hem: Rabbi, die met u was over de Jordaan, welken gij getuigenis gaf, zie, Deze doopt, en zij komen allen tot Hem.”
De geest, die zich in deze klacht uit, is helaas te algemeen in de kerk van Christus. Het heeft deze klagers nooit aan opvolgers ontbroken. Er is nooit gebrek aan godsdienstbelijders, die zich veel meer druk maken om de uitbreiding van hun partij, dan om de uitbreiding van het echte Christendom. Die zich niet kunnen verblijden in de verbreiding van de godsdienst, als deze zich niet in hun eigen gevormde kring verbreidt. Er is een generatie, dat geen goeddoen kan zien dan alleen in de rijen van de eigen gemeente of kring. En dat bereid lijkt mensen uit de hemel te sluiten, als zij niet onder hun banier daarin willen gaan.’
Volgens J.C. Ryle moeten we ervoor waken en bidden niet in dit type partijzucht te vervallen. Ryle: ‘Niets verlaagt zozeer het Christendom, en geeft de vijanden van de waarheid zo’n gelegenheid om te lasteren, als jaloersheid en partijzucht onder de Christenen. Waar, en waar dan ook, ware genade is, behoren wij bereid en gewillig te zijn, dit te erkennen, al is dit ook buiten onze kring. Wij moeten ernaar streven, met de apostel te kunnen zeggen: “Als Christus verkondigd wordt, verblijd ik mij daarin; ja, ik zal mij ook verblijden” (Filip.: 18). Als er wat goeds gedaan wordt, moeten wij dankbaar zijn, al moge het dan ook niet gedaan worden op de manier, die wij de beste oordelen. Als er zielen behouden worden, behoren wij blij te zijn. Wat ook de middelen zijn, die God geschikt mag vinden te gebruiken.’
Nederig
Johannes toont nederig te zijn. Niet zijn ster diende te stralen, maar de aandacht moest naar Christus toe. Ryle onderstreept dat wat mensen ontvangen, bij God vandaan komt. Een mens kan niets aannemen, dan wanneer het hem of haar uit de hemel gegeven wordt. Ryle: ‘Hij gaat verder door zijn volgelingen aan zijn herhaalde verklaring te herinneren, dat Eén meerder dan hijzelf komt: “Ik zeide: ik ben de Christus niet.” Johannes is slechts de vriend van de bruidegom, niet de Bruidegom zelf. Volgens Ryle is dit de grondhouding van Abraham, Mozes, Job, David, Daniël en Paulus. Hij merkt op: ‘De grootste heilige in het aangezicht van God is de mens, die het meest en helemaal “bekleed is met ootmoed” (1 Petrus 5: 5).’
Volgens Ryle is er een gevaar dat wij te weinig oog hebben voor Christus Zelf, in verhouding tot de aandacht die we geven aan kerkelijke zaken en posities. ‘Wij kunnen nooit te hoge gedachten van Christus hebben. We kunnen Hem nooit te veel liefhebben, Hem te onbepaald geloven, te veel gewicht aan Hem hechten en te hoog tot zijn lof spreken. Hij is al de eer waard die wij Hem kunnen geven. Hij zal alles in de hemel zijn. Laat ons erop letten, dat Hij alleen heel onze harten inneemt.’
Contrast
Wie het grote contrast tussen hel en hemel bedenkt, gaat de dingen in het juiste perspectief zien. Johannes de Doper eindigt met de conclusie dat wie in de Zoon gelooft eeuwig leven heeft, maar die de Zoon ongehoorzaam is, het leven niet zal zien. De toorn van God blijft op hem of haar rusten. (Joh. 3: 36). Wie in Christus gelooft, heeft deel aan Hem. Daar dragen wij niets bij om de prijs te betalen, het is volbracht. Ryle: ‘Als de hemel zeer dicht bij de gelovige is, dan moet de hel zeer dicht bij de ongelovige zijn. Hoe groter de genade is die de Heere Jezus aanbiedt, des te groter zal de schuld zijn van hen die haar verwaarlozen en verwerpen.’