De Heere beloofde aan Abraham niet alleen een kind, maar een volk. Bij zijn zoon Izaäk lijkt wat beloofd is echter niet uit te komen. Jarenlang wachten Izaäk en Rebekka op kinderen. De Heere leert elke generatie opnieuw het van Hem alleen te verwachten.
Verwachten
In het leven van Abraham zien we een patroon van belofte, beproeving en vervulling. Daardoor leerde hij het al meer van de Heere alleen verwachten. Als we hem op Moria bezig zien bij de voorbereidingen op het offer van zijn zoon, beseffen we dat deze man werkelijk op de Heere leerde vertrouwen. Zelfs als alles tegen lijkt. De Heere zal voorzien.
Dat Abraham deze lessen leerde, betekent niet dat zijn zoon die als vanzelf overerft. Integendeel. Iedere generatie moet opnieuw de lessen leren, die vorige generaties reeds kregen. Vaak lessen van andere aard, maar gericht op hetzelfde doel. Als onze mogelijkheden eindig blijken, leren we het verwachten van de Heere alleen. Steunen op Gods beloftewoord, door het geloof.
We mogen geloofswaarheden overdragen van generatie op generatie, als een estafettestokje. Waarbij het wezenlijk is wát wordt overgedragen. We kunnen geloof als zodanig echter niet doorgeven. Alleen de Heilige Geest doet Gods stem verstaan. Wekt geestelijk doden tot leven. Wel geeft de Heere een pleitgrond, als de God van het verbond.
Belofte
Izaäk zal van zijn vader gehoord hebben van Gods wonderlijke daden. Hijzelf moet echter persoonlijk door beproevingen heen, om al meer te leren vertrouwen op Gods beloftewoord. Volgens Matthew Henry was Izaäk een man die zijn dagen in rust en stilte doorbracht. Geen man van actie, evenmin zwaar beproefd. Toch lezen we dat ook hij lang moet wachten op de kinderzegen. Henry: ‘Hoewel de vervulling van Gods belofte altijd zeker is, is zij toch vaak langzaam, en schijnt door Gods voorzienigheid als het ware tegengesproken te worden, opdat het geloof van Gods kinderen beproefd wordt en hun geduld geoefend; en opdat de zegen, die lang verwacht werd, dubbel welkom zal zijn als hij komt.’
Gebed
We zien Izaäk geregeld door de knieën gaan. Hij bidt aanhoudend tot de Heere. Matthew Henry: ‘Hij heeft de Heere zeer gebeden voor zijn vrouw. Hoewel God beloofd had zijn geslacht te vermenigvuldigen, bad hij er toch om. Want Gods beloften moeten ons gebed niet doen ophouden, maar ons aanmoedigen tot bidden. Zij moeten gebruikt worden als grond voor ons geloof. Hoewel hij gedurende vele jaren om die zegen gebeden had en de verhoring niet kwam, heeft hij toch niet opgehouden met bidden. Want men moet altijd bidden, zonder vertragen. Luk. 1: 18, bidden zonder ophouden, kloppen totdat de deur wordt opengedaan.’
Samen
Waar wat verwacht wordt het gezin raakt, zal dat ook de gezamenlijke gebeden stempelen. Zo ook bij Izaäk. Henry: ‘Hij bad voor zijn vrouw. Sommigen lezen: hij bad met, of in de tegenwoordigheid van zijn vrouw. Echtgenoten behoren samen te bidden, wat wordt geleerd in de waarschuwing van de apostel, dat de gebeden niet verhinderd worden (1 Petr. 3: 7).’ Verwijzend naar Jes. 45: 19 benadrukt Matthew Henry dat zij die evenals Izaäk, aanhouden in het gebed, niet tevergeefs zoeken.
Maar, als er geen concrete belofte ligt om op te pleiten? Vraag de Heere of Hij in dit opzicht leidt door Zijn Woord. Leer ons Uw weg. Uw wil geschiedde.
Leestip: Verklaring van het Oude Testament, Matthew Henry (Kok, 1912).