In de eeuwen dat de kindersterfte velen jong wegnam, bleven soms maar enkele kinderen binnen een gezin in leven. Hoe ging de negentiende eeuwse predikantsvrouw Elizabeth Prentiss om met haar opeenvolgende verlieservaringen?
Bloem
„Hé”, zei een tuinman, toen hij langs hij het tuinpad liep, „Wie plukte die bloem?” Zijn collega antwoordde: „De Meester!” De tuinman knikte en liep vredig verder langs het pad. De negentiende-eeuwse Amerikaanse predikantsvrouw Elizabeth Prentiss (1818-1878) haalt deze woorden aan na het verliezen van twee van haar drie kinderen. Diep verslagen vond zij na een periode van wanhoop en strijd rust in de Heere. Hij nam haar kinderen tot Zich. Haar boek ‘Stepping heavenward’, waarin Elizabeth laat zien dat de Heere tegenspoed geeft om ons op Hem te richten, beleefde destijds vele herdrukken. Elizabeth leefde door de pijn heen steeds meer met de hemel voor ogen.
Eddy
Leven en dood liggen in Elizabeths’ gezin dichtbij elkaar. In 1846 ontvangt ze haar dochtertje Annie, in 1848 haar zoontje Eddy. Wat was ze blij met haar eerste kindje. Als jonge moeder schrijft ze aan een vriendin: ‘Wat een wereld van nieuwe gevoelens en emoties komen mee met het eerste kind. Ik was onvoorbereid op de vloed van zoveel vreemde emoties…’ Vervolgens beschrijft ze het meisje dat ze zo bewondert. De ogen, het fijne gezichtje, haar donkere haar. In onderlinge verstandhouding schrijft ze haar vriendin over de eerste weken van tranen, door zowel moeder als kind.
Na de geboorte van de tweede raakt Elizabeth oververmoeid, ze moet op doktersadvies haar kinderen achterlaten om een maand lang uit te rusten. Bij terugkomst blijkt de kleine Eddy niet fit. Elizabeth realiseert zich dat ze hem mogelijk gaat verliezen en mag hem in de periode die volgt leren overgeven aan de Heere. Elke morgen dankt ze dat Eddy nog bij hen is.
In een dagboek houdt ze alles bij wat de kleine Eddy doet en later ook zegt. Ernstig ziek zegt het ventje eens: „Ik wil niet sterven!” Zijn moeder en zusje spraken vervolgens met hem over de hemel, waar geen hoofdpijn meer zou zijn. De dag voor zijn overlijden vertelt Elizabeth hem van een klein jongetje dat zich zo ziek voelde. „God zei, Ik moet dat kleine lammetje in mijn stal halen, dan zal hij geen hoofdpijn meer hebben.” De volgende dag werd hij thuisgehaald: “Nu was het voor ons mogelijk om te zeggen: ‘Het is wel met ons kind.’”
Bessie
Drie maanden na het overlijden van Eddy in januari 1852 ontvangt Elizabeth haar dochtertje Bessie, op 17 april. Elizabeth krijgt een postnatale infectie. Enkele weken zweeft zij tussen leven en dood. Ze is te zwak om de baby bij zich te hebben, ze ziet de kleine Bessie slechts enkele keren per dag. Als Elizabeth de kleine na een maand wat langer in de armen heeft, ziet ze dat het meisje niet gezond is. Radeloos neemt ze de volgende dag het meisje bij de zuster uit handen. Op 19 mei om zeven uur ’s avonds verliest ze Bessy. Ze schrijft: „Hier zit ik met lege handen. (…) Lege handen, lege handen, een uitgeput lichaam en onuitsprekelijke verlangens om te vluchten van deze wereld die voor mij zo veel scherpe ervaringen heeft. God help mij, mijn baby, mijn baby!” Die dagen herhaalde zij voor zichzelf de woorden die een vriendin tot haar sprak: „God maakt nooit vergissingen.” Ze hield zich vast aan die waarheid. Na een zomer van diep verdriet schrijft ze:
Eén kind en twee groene graven heb ik;
Dat is Gods gift voor mij;
Een bloedend, machteloos, gebroken hart –
Dat is mijn gift voor U.
Meer liefde
Met haar vijfjarige dochter Annie en haar man George vervolgt Elizabeth haar weg. Naar haar schoonmoeder schrijft ze, gedurende een periode van quarantaine in verband met een pokkeninfectie, in het gezin: „Ik zie meer en meer dat ouders hun kinderen moeten overgeven aan de Voorzienigheid.” Ze zal nog drie kinderen krijgen. De periode van diepe verliezen draagt ze de rest van haar leven mee. Het schrijven van gedichten wordt haar verwerkingsvorm, waarmee ze tevens anderen mag dienen.
Elizabeth werd de dichter van een lied dat christenen wereldwijd zingen tot vandaag toe: ‘More love to Thee’. Haar man vond de aantekeningen van het gedicht en vroeg haar het te publiceren. De laatste regels luiden: ‘Dan zal mijn laatste ademtocht fluisterend U prijzen; dit is de afscheidskreet die in mijn hart zal rijzen. Dit zal voortdurend bidden: Meer liefde, o Christus, voor U. Meer liefde voor U, meer liefde voor U!’