Leed gaat aan geen mens voorbij. Zo kan ziekte iedereen raken. Het idee dat christenen hiervan gevrijwaard zouden zijn, wijst J.C. Ryle met een verwijzing naar Lazarus in Joh. 11 af. Hij was zo ziek, dat hij dreigde te sterven.
Ziekte
‘De Heere Jezus, die macht had over alle ziekten, had ongetwijfeld deze ziekte kunnen voorkomen, als Hij het goed had gedacht. Maar Hij deed het niet.’ Volgens J.C. Ryle ervaren zij die de Heere toebehoren evenals anderen de kwetsbaarheid van het lichaam in het lijden.
Ziek zijn raakt niet alleen je lichaam, maar ook je denken en gevoelsleven. Wie langdurig ziek is, zal dit ervaren als lijden. Het kan diepe somberte met zich meebrengen. Ryle: ‘Hier is een les die wij diep in ons geheugen moeten prenten. Levende in een wereld vol smarten en dood, zijn wij zeker dat wij haar eens nodig zullen hebben. Ziekte is uit de aard van de zaak kwellend voor vlees en bloed. Onze lichamen en zielen zijn op een wonderlijke wijze aan elkaar verbonden, en datgene wat het lichaam kwelt en verzwakt, kan niet missen of het moet ook de geest en de ziel hinderen.
Maar ziekte, dit moeten wij ons altijd herinneren, is geen teken dat God ons niet goed gezind is. Nee, zij wordt ons gewoonlijk gegeven tot welzijn voor onze zielen. Zij heeft ten doel om onze liefde van deze wereld af te wenden, en ze te richten tot de dingen hierboven. Zij drijft ons naar onze Bijbel, en leert ons beter te bidden. Zij brengt er ons toe, om ons geloof en ons geduld te bewijzen, en toont ons de wezenlijke waarde van onze hoop in Christus. Zij waarschuwt ons bijtijds, dat wij niet altijd zullen leven, en stemt en oefent onze harten tot onze grote verandering. Laat ons dan geduldig en blijmoedig zijn, als wij door ziekte ter zijde worden genomen. Laat ons geloven, dat de Heere Jezus ons niet minder liefheeft als wij ziek zijn, dan wanneer wij gezond zijn.
Vriend
Volgens J.C. Ryle mogen christenen ervaren dat Jezus hun ‘beste Vriend’ is in tijden van nood. ‘Wij lezen dat toen Lazarus ziek was, zijn zusters dadelijk naar Jezus zonden en Hem de zaak voorlegden. Mooi, treffend en eenvoudig was de boodschap die zij zonden. Zij vraagden Hem niet, dadelijk te komen, of een wonder te verrichten, en de ziekte te bevelen te wijken. Zij zeiden alleen: “Heere, die U liefhebt, is ziek,” en lieten het erbij, in het volle geloof dat Hij doen zou wat goed was.
De dienaren van Christus van iedere eeuw en land zullen goed doen, dit goede voorbeeld te volgen. Ongetwijfeld zullen wij, als zij die wij liefhebben ziek zijn, ieder redelijk middel aangrijpen tot hun herstel. Wij moeten geen moeite sparen om de beste geneeskundige raad te verkrijgen. Wij moeten de natuur op alle mogelijke wijze te hulp komen, om een goede strijd te strijden tegen haar vijand. Maar in al ons doen moeten wij niet vergeten, dat de beste, bekwaamste en wijste Helper in de hemel is, aan Gods rechterhand. Zoals de bezochte Job, moet onze eerste daad zijn, op de knieën te vallen en te aanbidden. Zoals Hizkia, moeten wij onze belangen voor de Heere brengen. Zoals de heilige zusters te Bethanië, moeten wij een gebed tot Christus opzenden. Laat ons niet vergeten, in de verwarring en opgewondenheid van ons gemoed, dat niemand kan helpen zoals Hij, en dat Hij barmhartig, liefderijk en genadig is.
Liefde
Deze verzen leren ons volgens Ryle als derde dat Christus allen liefheeft, die ware Christenen zijn. ‘Wij lezen, dat Jezus Martha en haar zuster en Lazarus liefhad. De karakters van deze drie vrome mensen schijnen enigszins verschillend te zijn geweest. Van Martha wordt ons op een andere plaats gezegd, dat “zij bekommerd en ontrust was over vele dingen”; terwijl Maria “zat aan de voeten van Jezus, en naar zijn woord hoorde”. Van Lazarus lezen wij in ’t geheel niets bijzonders. Toch werden allen door de Heere Jezus bemind. Zij behoorden allen tot zijn gezin, en Hij had ze allen lief.
Wij moeten dit zorgvuldig in onze ziel prenten, als wij over onze medechristenen moeten oordelen. Wij moeten niet vergeten, dat er verscheidenheid in karakter is, en dat de genade Gods alle gelovigen niet in één en dezelfde vorm giet. Volkomen toestemmende dat de grond van het christelijk karakter altijd dezelfde is en dat al Gods kinderen zich bekeren, geloven, heilig zijn, vol gebed en de Schrift liefhebben, moeten wij zeer grote verscheidenheden in hun temperamenten en gewoonten van de ziel aannemen. Wij moeten anderen niet minder schatten, omdat zij juist niet zijn zoals wij. De bloemen in een tuin kunnen zeer verschillen, en toch stelt de tuinier belang in alle. De kinderen van een huisgezin kunnen verbazend ongelijk zijn aan elkaar, en toch zorgen de ouders voor alle. Zo is het juist ook met de Kerk van Christus. Daar zijn trappen van genade, en verscheidenheden van genade; maar de minste, de zwakste, de geringste discipelen worden allen bemind door de Heere Jezus. Laat dan geen gelovige het hart ontzinken om zijn gebreken; en boven alles, laat geen gelovige het wagen een broeder te verachten en te minachten.’
Overgave
Ryle stelt dat overgave belangrijk is, in tijden van tegenslag: “Mijn tijden zijn in Uw hand: doe met mij, zoals Gij wilt, wat Gij wilt, en wanneer Gij wilt. Niet mijn wil, maar de uw geschiede.” De hoogste trap van het geloof is in staat te zijn om te wachten, stil te zitten en niet te klagen.’ Nadrukkelijk wijst Ryle erop dat lijden nooit doelloos is: ‘Als wij ziek zijn, is het omdat Hij weet dat het tot ons welzijn is; als Hij op zich laat wachten om te komen helpen, is het om wijze redenen. De hand die aan ’t kruis was genageld, is te wijs en te liefderijk om zonder noodzaak te kastijden, of ons te doen wachten op uitkomst zonder oorzaak.’