Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

donderdag 13 oktober

Jod. van Lodenstein over gebed en verhoring (2)

Alles wat Gods kinderen bidden door het geloof, verkrijgen zij. Althans, dat stelt Jod. van Lodenstein (1620-1677). Het is immers hun verlangen dat wat de Heere voor ogen heeft, gebeurt. Daarbij is hun wil ondergeschikt aan die van Hem. Een christen dient oog te hebben voor verhoring van het gebed. 

Verhoring

‘Het moet een christen niet genoeg zijn dat hij bidt, maar hij moet erop letten wat het gevolg is van zijn gebeden. Of de Heere ze wel aanneemt, en of men de terugwerking van het gebed in zijn hart krijgt. David zegt: “Ik zal horen wat de Heere spreken zal, want Hij zal tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken.” En nadat Habakuk gebeden had om de verlossing van Gods volk, hield hij de wacht om te horen wat de Heere in hem spreken zou. Dit blijkt ook uit de woorden van de Zaligmaker. Hij hief Zijn ogen naar de hemel en zei: “Ik dank U, Vader, dat Gij Mij gehoord hebt, doch Ik wist dat Gij Mij altijd hoort.” Soms antwoordt God door een engel, zoals bij Daniël: “De engel zeide tot hem: In het begin uwer smeking is het woord uitgegaan, en ik ben gekomen om u dat te kennen te geven.” Het komt ook uit bij de hoofdman Cornelius: “Uw gebeden en aalmoezen zijn bij God in gedachtenis gekomen.” 

De Heere antwoordt soms duidelijk om ons geloof te hulp te komen, door allerlei tekenen, zoals bij de apostelen, toen zij bij een waren in gebed. Een waar christen moet dus nauwkeurig acht geven op Gods antwoord op zijn gebed, want dat is er de rijke vrucht van. Wél geloofd, is wél verkregen; wél gelet, is wél gebeden. 

Opletten

Dit dient tot bestraffing van veel losse christenen onder ons, die zo weinig letten op hun gebeden. Zij bidden maar wat, hetzij formuliergebeden of wat anders, maar zij zien niet uit naar het antwoord van God op hun gebed. Maar het moet in het bijzonder dienen tot opwekking voor Gods kinderen. Zij moeten nauwkeurig letten op de gebeden die zij doen en of hun verzoekschriften door God ook beantwoord worden. Ook kunnen wij weten, indien God ons gewillig gemaakt heeft en ons opwekt tot bidden en zegt: “Komt, zoekt Mijn aangezicht.” Dan geeft men gewillig als antwoord: “Ik zoek Uw aangezicht, o Heere!” 

We kunnen weten dat God ons gebed beantwoordt, als we bidden met een bereid hart, zoals David bidt: “O God, mijn hart is bereid.” Zo ook, wanneer men de noodzaak van het gebed gevoelt, wat blijkt in Hanna. Of wanneer men geen hulp of uitkomst meer ziet en dan in radeloosheid door het gebed naar die sterke Rotssteen gaat, waar David van spreekt in Psalm 18 en 71. Men kan het weten als de Heere in het gebed Zichzelf dichter bij ons brengt, wanneer wij Zijn aangezicht zien en Hij ons omhelst. Dat noemt de Schrift het kussen van God. De bruid in het Hooglied zegt: “Hij kusse mij met de kus van Zijn mond, want Zijn liefde is zo uitnemend, dat ze beter is dan de wijn.” Dan brengt de Koning haar in Zijn binnenkamer en wijnhuis, waar de liefde de banier over haar is. 

Soms geeft de Heere deze verzekering door een bijzondere vertroosting van de biddende ziel, wanneer Hij zijn gevoelige genade geeft. Dan brengt God in het gebed de ziel nabij Hem. Men kleeft de Heere dan achteraan, zoals David in psalm 63. Jakob hield de Heere vast en worstelde met Hem. Hij wilde Hem niet laten gaan, voordat hij een zegen van God had ontvangen. 

Dit is deel 2 in een serie over gebed en verhoring, uit een preek van Jod. van Lodenstein. Reveil-serie, 1967. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Sta op en strijd de goede strijd

Staat op en strijdt de goede strijdtot al wat God u vraagt, bereid,Hij is uw kracht, Hij is uw recht;Hij heeft de...

Dienstbaar aan de wereldkerk (2)

Nadat in de negentiende eeuw het zendingswerk onstuimig groeide, zagen we in de twintigste eeuw hoe dit vrucht droeg...

Dienstbaar aan de wereldkerk (1)

‘Er is geen persoon, samenleving, land, of gebied dat buiten de autoriteit van Christus valt.’ Deze opvatting staat...