We horen graag levensverhalen die goed aflopen. John Newton (1725-1807) vertelt in een brief over een collega die eerst werkelijk geïnteresseerd was in het geloof. Hij liet echter God los.
Oude bekende
John Newton schrijft in een brief over een oude bekende die hij weer tegenkwam. Lang geleden had Newton geprobeerd om deze jongen tot een ongelovige vrijdenker te maken. Zoals hij zelf toen ook was. Nu geloofde hij met heel zijn hart in Jezus Christus en wilde daar zijn oude vriend ook in meenemen. Zijn pogingen faalden echter.
Brief
‘Mijn derde reis was korter en met minder moeilijkheden vergezeld dan de twee vorigen. Nog voordat ik zeilde ontmoette ik een jongeman, die eerder als adelborst, één van mijn grootste boezemvrienden op het oorlogsschip de Herwich was geweest. Hij was, toen wij elkaar voor het eerst leerden kennen, een heel nette jongen. Maar ik had te veel succes bij mijn ongelukkige pogingen, om hem tot een vrijdenker te maken.
Toen wij elkaar te Liverpool ontmoetten werd ons contact op grond van onze vorige vriendschap vernieuwd. Hij had een goed inzicht in de dingen; en had veel gelezen. Wij spraken meestal over godsdienst en ik verlangde ernaar om het nadeel, dat ik hem toegebracht had, weer te vergoeden. Ik gaf hem een duidelijk en uitvoerig verslag van het ontstaan en de manier van mijn verandering, en voerde alle overtuigende redenen aan, die ik voorhanden had. Met als doel om hem te overreden om van zijn Deïstische gevoelens geheel afstand te doen. Maar ik merkte dat wanneer ik hem soms zozeer overtuigde, dat hij niet meer in staat was om iets te antwoorden, hij mij dan herinnerde, dat ik zelf juist de allereerste was geweest, die hem een denkbeeld van vrijgeesterij had gegeven.
Neerwaartse spiraal
Dit leverde mij veel verdrietige gedachten op. Hij was in die tijd geselecteerd als kapitein voor een reis naar Guinee. Maar nog voordat zijn schip klaar was, ging zijn reder bankroet. Waardoor zijn reis werd opgeschort. Omdat hij voor dat jaar geen verder perspectief of verwachting had, bood ik hem aan om hem als reisgenoot mee te nemen. Zodat hij kennis van de kust kon krijgen. En mijn koopman bij wie ik in dienst was, nam op zich om voor hem, bij zijn terugkomst zorg te zullen dragen.
Mijn bedoeling hierin was niet zozeer om hem ten opzichte van zijn tijdelijke belangen dienst te doen. Dan wel, om op mijn gemak, een goede en passende gelegenheid te vinden, om ons belangrijke en zwaarwegende verschil van inzicht met elkaar te vereffenen. Hopend op onze reis door mijn beweringen, voorbeeld en gebeden hem werkelijk nuttig te zijn. Mijn voornemen was in deze zaak veel beter dan mijn inzicht en ik had alleszins reden tot berouw.
Hij leefde erg losbandig en ongeregeld en dat werd van dag tot dag erger. Ik zag in hem een levend voorbeeld van dat wat ik eerst ook was. Maar ik vond het heel onprettig om mijn eigen beeld gedurig als voor ogen te hebben. Daarnaast was hij niet alleen doof voor mijn waarschuwingen ten aanzien van zichzelf, maar deed er ook alles aan, om de anderen ook zo te beïnvloeden.’
Overlijden
Newton moet tijdens de zeereis alles in het werk stellen om zijn vriend in het gareel te houden. Dat lukt nauwelijks. Newton schrijft: ‘Hij was mij enige tijd als een scherpe doorn in het vlees. Maar ik kreeg eindelijk op de kust gelegenheid om een klein scheepje te kopen, dat ik voor mijn eigen rekening laadde, hem het opperbevel daarvan gaf, en hem wegzond. Om voor rekening van onze rederij daar koophandel mee te drijven. Toen wij uit elkaar gingen, herhaalde ik de goede raad, die ik hem gegeven had en drong ten sterkste bij hem aan om die op te volgen.
Ik geloof dat zijn vriendschap en achting voor mij zo groot was, als maar mogelijk is voor iemand van wie de grondbeginselen geheel en rechtstreeks strijdig waren met de mijne. Hij leek erg emotioneel te zijn, toen wij van elkaar scheidden. Maar mijn woorden maakten geen indruk op zijn hart, want zodra hij buiten mijn opzicht was en zich in volkomen vrijheid bevond, gaf hij zich ten enenmale aan allerlei zondige begeerten over. En zijn geweldige ongebondenheid, samengaand met de hitte van het klimaat, stortte hem weldra in een kwaadaardige koorts, waaraan hij binnen weinige dagen overleed.
Hij stierf overtuigd maar onbekeerd, en het verhaal, dat mij gedaan is door hen die zijn sterfuur bijwoonden, was verschrikkelijk. Zijn woede en wanhoop deed hen allen verbazen, want hij schreeuwde het uit dat hij naar de eeuwige verdoemenis ging, zonder het allerminste blijk of bewijs te tonen van de Goddelijke genade te verlangen of daarop te hopen.’
Deze gebeurtenis maakte op John Newton diepe indruk. Hij besefte dat dit ook zijn lot had kunnen zijn, als God niet had ingegrepen. Newton leefde als iemand die met Paulus besefte dat het alleen Gods goedheid en genade was, dat een grote zondaar als hij genade kreeg, om Jezus’ wil.