In enkele vragen en antwoorden geeft de negentiende-eeuwse predikant Kohlbrugge onderwijs over het Heilig Avondmaal. Dit als uitleg bij de Heidelbergse Catechismus. Hier spreekt een zielenherder.Â
Vraag: Wanneer komt u waardig tot het Avondmaal van de Heere?
Antwoord: Als ik Hem mijn zonden geef en Zijn gerechtigheid aanneem.Â
Â
Vraag: Wat is “zichzelf beproeven”?
Antwoord: Het is zijn eigen hart onderzoeken, of men in waarheid niets meer van zichzelf verwacht, maar alles van de Heere, om Hem te leven; waarbij de ziel tot Hem uitgaat met dit gebed: “Doe mij smaken de zekerheid van mijn zaligheid, Heere, door Uw genade.”Â
Â
Vraag: Is het noodzakelijk, dat men bij het genot van brood en wijn bijzondere gewaarwordingen heeft?Â
Antwoord. Het gezonde geloof houdt zich aan het Woord, de werking openbaart zich daarna in tijd van nood.
Vraag. Waaraan kan ik weten, dat ik geen huichelaar ben?Â
Antwoord. Een huichelaar houdt zich voor de oprechtste mens in het Koninkrijk van de hemelen. Een huichelaar houdt met zijn hart vast aan twee wegen, en is er op uit, die twee wegen voor God en zijn hem beschuldigend geweten te rechtvaardigen; beide wegen wil hij goed genoemd hebben, ofschoon hij zeer goed weet, dat een van beide niet deugt. De oprechte belijdt voor God Zijn huichelarij.Â
Â
Vraag: Waaraan kan ik weten, of ik uitverkoren ben?Â
Antwoord. De tollenaar stond van verre.Â
Â
Vraag: Wanneer moet ik vooral niet van de tafel van de Heeren wegblijven?Â
Antwoord: Wanneer vanwege mijn zonden het licht mijner ogen niet meer bij mij is, en ik toch zo graag de gekruisigde Heiland zou weerzien en omhelzen.
Vraag: Zeg mij in weinige woorden, hoe u dat begrijpt, dat Christus in het heilig Avondmaal ons Zijn lichaam te eten geeft.Â
Antwoord. Elk lichaam wordt door voedsel tezamen gehouden. De Gemeente Gods maakt één lichaam uit, dit lichaam wordt door geestelijk voedsel bij elkaar gehouden; dit geestelijk voedsel is het gekruisigde lichaam van Christus. Onder het teken van brood geeft ons de Heere in het Avondmaal de verzekering, dat Hij ons naar geest, ziel en lichaam met Zijn lichaam in Zich tezamen houdt, voedt en sterkt ten eeuwigen leven. Zo wij geloven, proeven en smaken wij in het geloof, dat dit waarachtig waar is.Â
Â
Vraag: En hoe begrijpt u dit, dat Christus ons in het Avondmaal met Zijn bloed drenkt?Â
Antwoord: De Gemeente zou als lichaam toch om haar zonden niet voor God kunnen bestaan, indien het verzoenend bloed van Christus het bloed en leven van dat lichaam niet gaande hield, reinigde en voedde. In het Avondmaal geeft de Heere ons de verzekering, dat wij als geestelijke mensen Zijn verzoenend bloed te drinken krijgen, opdat wij niet omkomen van eeuwige dorst onder de hitte van Gods gramschap over onze zonden. Zo wij geloven, smaken en proeven wij in het geloof, dat dit waarachtig waar is. Overigens staat de betekenis in nauw verband met het vlees en bloed van het afschaduwend Paaslam.Â
Â