Horatius Bonar was een predikant uit de vriendenkring rondom Robert Murray MacCheyne. Hij dichtte veel liederen en was in zijn tijd een bekende prediker. In dit lied geeft hij uiting aan verlangen naar Christus’ komst.
Lied
Kom Heer’, toef langer niet,
Ons hart ziet naar U uit,
Wij wachten op Uw heilsgebied,
Dat al ons lijden stuit.
Kom, al het schepsel zucht
Met opgeheven hoofd,
En reikhals, tot Uw troon gevlucht,
Naar wat Gods Woord belooft.
Kom, wit is ’t rijpend graan
Door ’t koest’rend zonnevuur;
Doe maaiers tot Uw akker gaan
En ’t zaam’len in de schuur.
Kom, Heiland, toef niet meer,
Kom op Uw wolkentroon,
’t Heelal wacht op zijn Opperheer
In U, des Vaders Zoon.