We staan bijna op de drempel van een nieuw jaar. Met J.J.L. ten Kate blikken we terug en vooruit: ‘In ’s Heilands naam kom ik U smeken: vernieuw m’ Uw liefd’ in ’t nieuwe jaar, laat m’ Uw vertroosting niet ontbreken, omring mij met Uw Englenschaar.’
Ten Kate
De negentiende eeuwer Jan Jacob Lodewijk ten Kate was predikant en dichter. Hij diende op het eiland Marken, in Almkerk, Middelburg en Amsterdam. Hij was jong onder de indruk van het dichtwerk van Isaäc Da Costa en Willem Bilderdijk.
Verschillende liederen van Ten Kate zijn nog steeds populair. Denk aan het lied ‘Laat me in U blijven, groeien, bloeien.’ Ook het lied: ‘De Heer is mijn Herder’ is van zijn hand.
Dr. Jaco van der Knijff schreef voor het Reformatorisch Dagblad een artikel over Ten Kate. Daarin citeert hij een collega van Ten Kate, die terugblikkend op zijn bediening aangeeft dat hij op de kansel getuigde met warmte voor de Christus Die Hem dierbaar was.
Ten Kate vertaalde een gedicht van Christian Gottlieb Göz, onder de titel: ‘Komt, laat ons samen nederknielen.’
Jaarwisseling
1 Komt, laat ons samen nederknielen
Voor Hem, die ons geschapen heeft!
Hem zij d’ aanbidding onzer zielen,
Die ’t leven is en ’t leven geeft!
Hij strooit de jaren voor zich henen,
Gelijk de landman ’t koren strooit;
De tijden kwamen en verdwenen,
Der tijden God verandert nooit.
2 Ja ook uw liefd’, o God van zegen!
Is eeuwig, wijl Gij liefde zijt!
Gij leidt ons op de rechte wegen,
Gij sterkt ons in den goeden strijd!
Als w’ in den geest al ’t heil verzaamlen
Dat G’ in één enkel jaar ons schenkt,
Dan buigen w’ ons in ’t stof, en staamlen:
„Wie zijn wij, Heer! dat G’ ons gedenkt?”
3 Schoon wij de starren tellen konden,
Uw gunstbewijzen telt niet één;
Wij, wij vermeerdren onze zonden,
Maar Gij uw goedertierenheên;
Ik ben geringer, Heere, Heere!
Dan al het heil, dat mij weêrvaart;
Uw goedheid, die ik heden ere,
Is wel een eeuwig danklied waard!
4 In ’s Heilands naam kom ik U smeken:
Vernieuw m’Uw liefd’ in ’t nieuwe jaar,
Laat m’ uw vertroosting niet ontbreken,
Omring mij met Uw Englenschaar;
Breng ons terug van elke dwaling,
Maak van de dienst der zond’ ons vrij,
En geef dat ieder’ ademhaling
Een lofzang aan Uw liefde zij!
5 Wil door Uw zegen ons verblijden,
Zo ons de blijdschap heilzaam is;
Of wel, beschikt G’ ons kruis en lijden,
Zo heilig ons door droefenis;
Laat ons geen werelds goed bejagen,
Dat met de wereld henendrijft,
Maar naar die waren rijkdom vragen,
Die onverderflijk overblijft!
6 Versterk ons hart bij alle noden,
Verkwik de ziel, die angstig vreest,
Bescherm uw Evangelieboden,
En zalf de vorsten met Uw’ Geest;
Wees Gij der armen troost en rader,
Der zwakken steun en hulp in nood,
Der weêuwen man, der wezen vader,
Ons allen ’t leven uit den dood!
7 En mocht dit jaar mijn laatste wezen,
Geef dat het ook mijn beste zij!
Die alle wonden kan genezen,
Hij balsem’ en geneze mij!
Wees, Heiland, mij van God gegeven!
Het licht, waar ’t brekend oog op staart:
Dan wordt mijn sterven mijn herleven,
En ’t uur mijns doods mijn hemelvaart.