Onze gebeden zijn vaak verkild en verglaasd door de sleur van alledag. Zo niet bij Theodorus à Brakel (1608-1669). Hij liet een gebed na waarin de taal van het Hooglied klinkt.
Hooglied
De woorden waarin wij ons uitdrukken over God en geloof, maken hoorbaar hoe de omgang met de Heere functioneert. Dat geldt ook voor ons spreken in preken en mediteren. In de Middeleeuwen kwam er een beweging op die zich kenmerkte door de taal van liefdesomgang. Denk daarbij aan Bernardus van Clairvaux (1090-1153), die veel preken over het Hooglied naliet. Calvijn en Luther citeerden hem geregeld in hun preken, waarbij de omgang met God woorden kreeg.
Wellicht dat onze tijd wat meer de taal van het Hooglied behoeft, dan dat we nu gebruikelijk zijn. Niet om in allerlei mystieke sferen te belanden, maar wel om te blijven ervaren dat omgang met de Heere zoals die van een bruid met de Bruidegom is. Dat raakt niet alleen het hoofd, maar ook het hart. Hij trekt met touwen van liefde, tot aan Zijn hart.
Theodorus à Brakel liet een ochtendgebed na voor zondagmorgen. Hier klinkt omgangstaal. Hoewel de drie eeuwen die er tussen liggen afstand scheppen in beleving, is er ook herkenning. Je hoort de worsteling van iemand die de nabijheid van de Heere zoekt die hij liefheeft, nadat er van alles is tussengekomen door eigen schuld. Als je wat aan de taal en inhoud moet wennen, is dat niet vreemd. Dat heb je immers ook bij het Hooglied.
Ochtendgebed
Heere Jezus Christus! `Ik zoek U vroeg met Maria Magdalena. Niet in het graf, maar in de hemel. Wil U ook aan mij openbaren, zoals U Zich aan haar geopenbaard hebt. Want zonder U kan ik mij niet tevreden stellen.
O mijn troost, o mijn hoop, mijn vreugde. Kom, openbaar U aan mij, dat ik U zie. U voel, U smaak, Uw aanwezigheid geniet. Want zonder U kan ik het niet maken. Doe mij vast geloven en ervaren dat U voor mij bent opgewekt. Tot mijn rechtvaardigmaking, tot mijn heiligmaking en tot mijn zalige opstanding. En Zeg door Uw Geest in mijn hart, zoals U zei tegen Maria Magdalena, dat U mijn Broer bent. Dat Uw Vader mijn Vader is. En Uw God mijn God.
En al houdt U Zich vaak vreemd van mij, zoals U ook deed aan Maria Magdalena. Als zij u in het graf zocht, en huilde. Terwijl U achter haar stond en zij U niet kende, maar meende dat U de hovenier was. En sprak haar toe met een hard woord, zonder troost: “Vrouw, wat huil je? Wie zoek je?” Alsof U de oorzaak van haar verdriet niet wist, omdat zij U zocht. Om U huilde als de enige vreugde en troost van haar ziel. Zonder Wie zij niet tevreden kon zijn.
O Heere Jezus! Mijn enige troost. Wil U dan ook nochtans aan mij openbaren. Ik zal U met Maria zo lang zoeken; met tranen, met verlangen van de liefde, zoals zij de aarde met haar tranen nat maakte; en U zocht. Totdat Ik u vindt, en met U worstel zoals Jakob. Bij wie U Zich als een vreemde hield toen Hij U zocht tot zijn troost. En U zonder zegen weer van Hem wilde vertrekken. Zo houd Ik U vast met de tranen van de liefde en het geloof. Ja, ik ween en huil aan Uw hals in mijn vasthouden. Zoals hij deed, en ik wil U niet laten gaan. U zegent mij dan, en dat ik voel dat daar een zegen van de hemel nederdaalt op mijn ziel.
O Heere, laat U overwinnen van mij. Uw zwakke knecht. Dat ik Uw aangezicht zie; en mijn ziel mag genezen worden.
Heere, al schijnt U van mij weggegaan te zijn, zoals U deed van Uw bruid. Toen zij niet snel genoeg opstond om U in te laten, toen U tot haar kwam. En zei tot haar: “Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duif, Mijn volmaakte, want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.” Ik zoek U desondanks met haar, en zal niet stoppen totdat ik U vindt, Die mijn ziel liefheeft. En U vasthouden en niet laten gaan, tot ik U breng in het huis van mijn moeder, in de binnenste kamer van haar die mij baarde.
O Heere Jezus, ik bid U en smeek U, en houd U als het ware vast. Zoals de discipelen bij U deden, waarmee U naar Emmaüs ging. Ga toch met mij en blijf bij mij, en openbaar U aan mij, zoals U met hen deed. En houdt Uw avondmaal met mij, en laat ik het met U houden. Hier in genade en in het hiernamaals in heerlijkheid. En zeg tot mijn ziel: Vrede zij U, zoals U tot Uw discipelen zei, toen U in het midden van hen stond.
Opdat ik met vreugde U lof breng en prijzen zal. En mij met blijdschap in U en in Uw Woord vermaken mag. Zoals de discipelen zich verblijden als zij U zagen. Totdat ik U eindelijk in de hemel eeuwig zal genieten.
Amen