Alles vertellen wat er in je gedachten omgaat, dat doe je alleen bij iemand die je werkelijk vertrouwt. Bij wie je weet dat het kan. Door ervaring raakte je ervan overtuigd: hier is het veilig. Is die vertrouwelijkheid merkbaar als je bidt?Â
Gemeenschap
‘Het toont gebrek aan vertrouwen in Zijn liefde, of in Zijn medegevoel, of in Zijn wijsheid, zo wij aan Jezus niet kunnen zeggen al wat in ons hart is.’ Charles Haddon Spurgeon (1834-1892) maakt de vergelijking met een jong echtpaar: ‘Tussen bruid en bruidegom behoren er geen geheimen te zijn, of de liefde zal worden gewond.’
Omgang met Christus in het gebed kenmerkt zich door vertrouwelijkheid, als van geliefden. Als die vertrouwelijkheid er niet is; wat is er dan wel? Ligt er iets tussen? Is er sprake van een zonde, die we aan de hand houden? Of kennen we Hem eigenlijk niet? Ben je blind, voor wat een gelovige in Hem ziet? In dat geval is er inderdaad geen sprake van gemeenschap.
Als jij makkelijker je nood klaagt bij een ander mens, dan bij God; dan verwacht je het blijkbaar meer van hen. Spurgeon: ‘Zullen wij de mens tot onze vertrouwde maken, en voor God de zaak verbergen?’
Waarover bidden?
Als er sprake is van een levende omgang met God, dan is er altijd iets om voor te bidden. Spurgeon geeft negen aanwijzingen die zich met name richten op het praktische leven met God.
1. Onze smarten (verdriet, tegenslagen): Hij kent ze. Hij zal er ons onder vertroosten, ons helpen om er nut en voordeel aan te ontlenen. Te bestemder tijd, zal Hij ze wegnemen.
2. Onze blijdschap: Blijdschap zonder Jezus is als de zon zonder licht, het wezen ervan is weg. Blijdschap zonder Jezus zou een even groot kwaad wezen als het gouden kalf, dat de Heere tot ijver verwekte.
3. Ons werk: Hij was een dienaar, en daarom kent Hij ons hart. Hij zal in kunnen komen in onze moeilijkheden. Laat ons vrij en openhartig met Hem spreken.
4. Onze plannen: Hij bezat vurigheid en ijver. Hij zal graag gemeenschap met ons oefenen ten aanzien van alles wat in ons hart is om voor de Vader te doen.
5. Van ons welslagen en ons falen behoort aan het hoofdkwartier mededeling te worden gedaan. Toen Johannes de Doper ter dood was gebracht, namen zijn discipelen het lichaam weg, en gingen en boodschapten het Jezus (Matt. 14: 12). De evangelisten van onze Heere kwamen terug en verhaalden al wat zij gedaan hadden (Luk. 9: 10).
6. Onze verlangens: Heiligheid, anderen tot nut en zegen te zijn, de hemel; door dit alles wordt de sympathie van Jezus opgewekt. Ten opzichte van deze dingen bidt Hij voor ons.
7. Onze angst: De vrees voor vallen, voor gebrek, voor tekortkomen en bezwijken, de vrees om te sterven. Die angst aan Jezus te kennen te geven, dat is haar te doen ophouden.
8. Onze liefde: Voor de aarde en voor de hemel, voor anderen en voor Hem. De liefde, waarvan wij niet tot Jezus durven spreken is een boze lust.
9. Alles wat voor ons verborgen is. Onze gewaarwordingen, waarvan wij ons geen rekenschap kunnen geven. Het onbehagelijk gevoel, dat zich van ons meester maakt. Dat wij niet kunnen beschrijven. De gemengde aandoeningen van ons hart. Het zal ons goed wezen om dit alles aan Jezus te zeggen en ons daardoor als het ware lucht te verschaffen.
Omgang met de Heere vertroost en bemoedigt. Spurgeon: ‘Hoe veilig en heilzaam is de dagelijkse wandel met de eeuwig-gezegende Zoon van de mensen.’