‘Het is een psalm, die met grote blijdschap door goede christenen gezongen is en bezongen zal worden zolang de wereld bestaat.’ Aldus Matthew Henry (1662-1714) over Psalm 23. Een Psalm die spreekt van vertrouwen, troost en Gods goedheid.
Geluk
Wie oog wil krijgen voor Gods zorg ten aanzien van gelovigen, krijgt in Psalm 23 onderwijs. Henry: ‘Zie het geluk van de heiligen als de schapen van Gods weide.’ De puritein noemt daarbij drie factoren. Allereerst worden de schapen op een goede plek gebracht, in de weide. Als tweede worden zij op een goede manier bestuurd en geleid. Tenslotte worden zij goed geholpen als hen iets deert. Zij delen in Gods goede zorgen.
Weide
Allereerst brengt de Heere gelovigen in grazige weiden: Henry: ‘Hij doet mij neerliggen in grazige weiden. Wij hebben het levensonderhoud en dat wat het leven veraangenaamt uit Gods goede hand. Ons dagelijks brood van Hem als onze Vader.’
Voor een christen is daarbij het geluk niet gelegen in overvloed van middelen, zoals bij ongelovigen. ‘Gods inzettingen zijn de grazige weiden, waarin eten voorzien is voor alle gelovigen. Het Woord van het leven is voedsel voor de nieuwe mens. Het is melk voor kinderen, weide voor de schapen. Nooit dor, nooit kaal afgeweid, nooit verschroeid, maar altijd een grazige weide om in te kunnen weiden. God doet Zijn heiligen neerliggen, Hij geeft hun gemoedsrust en tevredenheid, wat hun lot zijn mag. Hun ziel heeft rust in Hem en dat maakt iedere weide tot een grazige weide. Zijn wij gezegend met de grazige weiden van de inzettingen? Laat ons het dan niet voldoende achten om er slechts doorheen te gaan. Maar erin neerliggen, erin blijven, dit is mijn rust tot in eeuwigheid. Het is door het standvastig, voortdurend gebruik van de middelen van de genade, dat de ziel gevoed wordt.’
Leiding
Als tweede leidt de Heere Zijn schapen. Henry: ‘Zij, die gevoed worden door Gods goedheid, moeten Zijn leiding volgen. Hij leidt hen door Zijn voorzienigheid, door Zijn Woord, door Zijn Geest. Schikt en regelt hun zaken ten beste naar Zijn raad. Regelt en leidt hun verlangens en hun daden naar Zijn gebod. Bestuurt hun oog, hun weg, leidt hun hart in Zijn liefde. De stille wateren, waaraan Hij hen voert, verschaffen hun niet alleen een aangenaam uitzicht, maar vaak een verfrissende dronk, een opwekkende hartversterking; als zij dorstig zijn en moe. God voorziet voor Zijn volk niet alleen voedsel en rust, maar ook verfrissing en genoegen.
De vertroostingen van God en de blijdschap van de Heiligen Geest zijn deze stille wateren, waaraan de heiligen geleid worden. Stromen, die vloeien uit de fontein van levende wateren en de stad van onze God verblijden.
God voert Zijn volk, niet aan de stilstaande wateren, die bederven en verzamelen vuil. Evenmin aan de onstuimige zee. Evenmin aan de woest bruisende bergstromen. Maar aan de stille, kabbelende wateren. Want de stille, maar vloeiende wateren komen het best overeen met de zachtmoedige geest, die in alle stilte uitgaat naar God.
In vers 3 wordt de Goddelijke leiding, waaronder zij zich bevinden, als volgt voorgesteld: Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, op de weg van mijn plicht. Daarin onderwijst Hij mij door Zijn Woord en leidt Hij mij door het geweten en door Zijn voorzienigheid. Dat zijn de paden, waarin al de heiligen verlangen geleid en gehouden te worden; en waarvan zij nooit wensen af te wijken. En zij alleen worden aan de stille wateren van de vertroosting gevoerd, die wandelen in het spoor van de gerechtigheid. De weg van de plicht is de werkelijk aangename weg. Het is het werk van de gerechtigheid, dat vrede is. In dat spoor kunnen wij niet wandelen tenzij God er ons heenleidt en er ons in leidt.’
Hulp
De Heere schenkt tenslotte hulp van boven in de omstandigheden van het leven. Henry: ‘Geen schepsel zal zo makkelijk dwalen als een schaap, is er zo toe geneigd, en is zo onbekwaam, zo machteloos, om de weg terug te vinden. De beste heiligen zijn zich bewust van hun neiging om als een verloren schaap te dwalen. Zij raken van de weg af en kiezen zijpaden. Maar als God hen hun dwaling toont, berouw geeft en hen weer terugbrengt tot hun plicht, dan herstelt Hij de ziel. Als Hij dit niet deed, zouden zij eindeloos ronddwalen en verloren gaan.’ Dit wordt volgens Henry zichtbaar in het leven van David: ‘God kan wel toelaten dat Zijn kinderen in zonde vallen, maar Hij laat niet toe dat zij erin bleven liggen.’
Tenslotte toont Matthew Henry dat de Heere herstel geeft als we op het punt staan om te bezwijken. Door ervaring heen leert de gelovigen al meer vertrouwen op de Heere. Hij is voor hen een sterke Toren om in te schuilen. Als Hij hen een leven lang voedde en leidde, beseffen zij tenslotte dat Hij hen ook zal dragen in het levenseinde. Vanwege Zijn verbondstrouw.
Leestip: Matthew Henry, verklaring van het Oude Testament (Kok, Kampen).