De Heere antwoordt Mozes en zegt: ‘Ik zal al Mijn goedheid voor bij uw aangezicht laten gaan.’ (Ex. 33: 19a) Daar zet de Heere mee in, als Hij antwoordt. De Heere openbaart hier Zijn karakter aan Mozes.
Goed
Het eerste wat Hij daarover wil zeggen betreft dat Hij ‘goed’ is. Denk aan wat de dichter over deze eigenschap zegt in Ps. 25: 7: ‘Gedenk niet de zonden van mijn jonkheid, noch mijn overtredingen; gedenk mij naar Uw goedertierenheid, om Uw goedheid, o HEERE!’
Mozes krijgt Gods goedheid te zien. Deze heeft zich richting het volk Israël geuit in Zijn genadige ontferming. ‘maar Ik zal genadig zijn, wie Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontfermen zal.’ We gaan te snel als we dit direct betrekken op persoonlijk zielenheil. Het duidt allereerst op het volk van Israël en de goedheid die de Heere ondanks alles aan haar heeft betoond. Tegelijkertijd mogen we de lijn doortrekken en raakt dit ook ons. De Heere toon Zijn ontferming, Zijn verbondstrouw, zijn barmhartigheid.
Denk aan Ps. 103: 13:’ Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen.’ En aan Ps. 116: 5: ‘De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.’ Of aan Jes. 54: 10: ‘Want bergen zullen wijken, en heuvels wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer.’
Eigenschappen
Mozes wordt in een spelonk geplaatst door de Heere. Hij krijgt alleen Zijn achterste delen te zien. De Heere bedekte de kloof met Zijn hand. Het was als de schittering van de avondzon, die Mozes te zien kreeg. Gods aangezicht zou voor hem verhuld blijven. Dit zien we gebeuren in Ex. 34: 6-7 waar de Heere de Naam van de HEERE uitroept: ‘Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.’
Hier drukt de Heere Zijn verbondstrouw uit in Zijn eigenschappen. Hier uit Hij zich in de manier waarop Hij Zich verhoudt tot Zijn verbondsvolk. Allereerst betreft dit eigenschappen die te maken hebben met Gods genade: barmhartigheid, genade, lankmoedigheid (geduld), groot van goedertierenheid (verbondstrouw) en trouw. Denk bij het woord goedertierenheid aan Ps. 33: 18: ‘Ziet, het oog des HEEREN is over hen, die Hem vrezen, op hen, die op Zijn goedertierenheid hopen.’ Tegelijkertijd toont Hij Zijn rechtvaardigheid, Hij houdt de schuldige niet voor onschuldig. Overigens komen we het samengaan van de verbondswoorden van God zoals we die aantreffen in Ex. 34: 6-7 ook tegen in Nu. 14: 18, Neh. 9: 17, Ps. 103: 8, 17, Ps. 145: 8.
Mozes knielt
We zien hoe Mozes zich klein maakt voor het aangezicht van de Heere. Hij knielt neer en vraagt de Heere om vergeving. ‘Neem ons aan tot een erfdeel.’ De middelaar treedt opnieuw op voor zijn volk. Zoals Christus naderhand zou tussentreden. De Heere laat Zijn volk niet los en vernieuwt het verbond. Mozes mag opnieuw bij de Heere komen op de berg. Hij beschrijft de stenen tafels en Mozes keert terug met de lichtglans van Gods aanwezigheid op het gezicht. De Heere toont Zich te openbaren in de persoonlijke omgang met Hem. Hij laat Zich kennen. Nu, in Jezus Christus.