Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

vrijdag 22 december

Uit een domineesdagboek

‘Hij was jarenlang niet naar de kerk geweest. Toen hij zo rondom de twintig was had hij moeilijkheden gehad met een dominee en toen had hij zich ook voorgenomen, dat hij nooit meer naar de kerk zou gaan.’ Deze herinneringen schreef ‘pastor’ in zijn rubriek met domineesherinneringen in het Gereformeerd Weekblad in 1950.  

Geen stap meer

‘Zijn vader, een godvrezende man, had het met hardheid en met zachtheid geprobeerd, maar hij had het ook op moeten geven. Ik kan alleen nog voor je bidden, zo was zijn laatste woord over deze zaak geweest. Kort daarop was zijn vader ook gestorven. Een zeer ernstige ziekte had hem aangegrepen en in enkele dagen was het beslist. Maar ook dat had die jongen niet tot andere gedachten kunnen brengen. Hij was meegegaan naar de kerk toen de familie de rouw in de kerk bracht, maar later zette hij er geen stap meer in.

Nette man

Hij trouwde een vrouw, die ook zeer slap was in het kerkelijk medeleven en zodoende kwam hij eigenlijk al verder van de Heere en zijn dienst af. Men kon niet zeggen, dat hij buitensporige dingen deed. O nee! In het gewone leven was hij een nette man. Maar hij bekommerde zich niet om de Heere en hij wilde niet wandelen in de weg van Gods geboden.

Toen zijn eerste kind geboren werd, was hij wel even klein geworden onder de goedheid Gods. Maar hij verhardde daarna toch weer zijn hart. 

Toen zijn vrouw eens met hem sprak over het dopen van het kind, zei hij: Daar moet je maar nooit meer over praten; wij gaan immers niet naar de kerk en wanneer dat kind later voor de kerk kiest, dan kan hij zichzelf immers laten dopen. En zijn vrouw voelde, dat het beter was er maar niet meer op terug te komen. O zij zou het kind wel graag hebben laten dopen, maar dan toch alleen omdat men dit nu eenmaal gewoon was in haar omgeving. In de doop zelf zag ze ook niet zo veel.

Herinneringen

Nog twee kinderen werden hen geboren en die bleven ook ongedoopt. En die kinderen groeiden voorspoedig op. Het ging in dat gezin in stoffelijk opzicht best. Ze kwamen niets tekort, ze waren gezond en er waren geen bijzondere tegenspoeden. Wanneer men echter die man diep in zijn hart had kunnen kijken, dan zou men daar een zekere onrust gevonden hebben. De vraag kwam daar menigmaal op of hij er eigenlijk wel goed aan deed om zijn kinderen zo groot te brengen. Zelf had hij nu eenmaal met God en zijn dienst gebroken. Maar zijn kinderen lagen hem toch wel erg na aan het hart. En hij dacht aan vroeger thuis. Hoe zijn vader hen vertelde uit de Bijbel en met hen sprak over de Heere Jezus. Hoe belangstellend had hij als kind altijd geluisterd naar die prachtige verhalen uit de Bijbel. Allerlei vragen stelde hij dan. Meer dan eens had zijn vader gezegd: Dat kind, vrouw, daar zit wat goeds in voor de Heere.

Hij wilde er echter nu niet meer aan denken. Hij had nu eenmaal met de kerk en

met God gebroken. Maar als hij dan weer op zijn kinderen zag dan kreeg hij het er wel eens benauwd onder. En de vraag kwam op in zijn hart: Zou ik er wel goed aan doen? 

Zijn oudste jongen was nu tien jaar. Op een keer vroeg hij of hij met een buurjongen mee mocht naar de kerk. Ik heb het liever niet, zei hij. Maar toen hij de smekende blik in zijn ogen zag, gaf hij toch toestemming. Die jongen lijkt op zijn grootvader, dacht hij. En meer dan vroeger dacht hij weer aan zijn vader, die hem zo goed onderwezen had in de Schrift en die hem zo dikwijls gewezen had op de Heiland van zondaren. En eigenlijk was hij jaloers op zijn kind, dat nu in de kerk zat. Hij wilde niet, zo maakte hij zichzelf wijs. Hij durfde niet meer, zo was het inderdaad. Het was nu ongeveer vijftien jaar geleden, dat hij in de kerk geweest was.

Zijn jongen ging nu echter elke zondag. En hij kwam telkens met vragen thuis als: Vader, waarom gaat u nooit mee? Waarom vertelt u nooit van de Heere Jezus? 

Ommekeer

En langzamerhand kwam er een ommekeer in zijn hart. He begreep zichzelf niet goed meer. Waarom was hij eigenlijk uit de kerk weggebleven. De moeilijkheden, die hij vroeger had gehad, leken hem nu zo klein en zo gering. Maar hij durfde niet meer naar de kerk toe. Wat zouden de mensen wil zeggen!

En toen werd zijn oudste jongen erg ziek. Benauwd kreeg hij het eronder, dat zijn kind zou moeten sterven. En dan…? Bidden kon hij niet. En er moest toch iemand zijn, die voor zijn kind bad. En hij dacht aan wat zijn vader de laatste keer tegen hem gezegd had: Ik kan alleen nog voor je bidden! En hij kon voor zijn kind niet bidden.

Bidden

Zo kwam hij ’s avonds bij mij. Als een gebroken man. Dominee, zou u bij me willen komen; ik ga wel nooit naar de kerk en mijn kinderen zijn wel niet gedoopt, maar ach, wil toch eens bidden voor mijn kind!

Dit is een geweldige ommekeer geworden in het leven van die man. Zijn kind is gelukkig beter geworden. Maar hij zelf is ziek geworden, ziek van hart. Hij kan geen rust en vrede meer vinden in de wereld. De eerste kerkgang is wel moeilijk geweest, maar hij kon niet anders, hij werd er heen getrokken.

Advent

En nu kwam ik hem dezer dagen tegen op straat. Ik hield hem even aan en vroeg: Hoe gaat het? En zijn antwoord was: Naar de wereld goed, maar het is advent in mijn hart, het is een tijd van wachten en uitzien, een tijd van donkerheid en duisternis, een tijd van hopen en verlangen, dat de Heere Jezus ook in mijn hart geboren mocht worden! Ik kan Hem niet meer missen, maar ach, ik zou het zo goed kunnen begrijpen als Hij mij voorbij zou gaan.

Ik weet niet of het al Kerstfeest geworden is in zijn hart. Maar waar het werkelijk advent is, daar wordt het ook Kerstfeest.

De Heere zelf zal ons hart vervullen met zijn vrede, een vrede die alle verstand te boven gaat. En dan is het werkelijk Kerstfeest wanneer Hij tot ons is gekomen in zijn genade. Maar ook hier blijkt weer: Wonderlijk zijn de wegen van de Heere.

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Een vrouw van Tyrus en Sidon

Een vrouw van Tyrus en SidonKwam schreiend tot Jezus gevlucht.Zij riep: „Zone Davids! ontferm UEn hoor mijn gekerm en...

Sta op en strijd de goede strijd

Staat op en strijdt de goede strijdtot al wat God u vraagt, bereid,Hij is uw kracht, Hij is uw recht;Hij heeft de...

Dienstbaar aan de wereldkerk (2)

Nadat in de negentiende eeuw het zendingswerk onstuimig groeide, zagen we in de twintigste eeuw hoe dit vrucht droeg...