Op basis van Jesaja’s woorden uit Jes. 44: 3 schreef Maria Sophia Herwig rond 1830 het lied ‘Waterstromen wil Ik gieten’. Een lied waaruit de verwachting van de Heere spreekt, als het gaat om geestelijke herleving. Een gebed, met het oog op de woordverkondiging van aanstaande zondag.
„Waterstromen wil Ik gieten”,
Spreekt de Heer’, „op ’t dorre land;
Koele bronnen zullen vlieten
Door ’t verschroeiend Oosterzand:
Waar nu pelgrims smachtend gaan,
Zal een hof des Heeren staan.”
Nog drukt d’ aard een bange stonde;
Duisternis voert nog gebied;
Nog doolt Israël in ’t ronde,
Vraagt naar zijnen Koning niet;
Maar zijn Koning vraagt naar hem…
Kom, verdoolde! hoor Zijn stem!
’s Heeren heilwoord kan niet falen:
Als zijn Geest den hof doorwaait,
Zal het lichten in de dalen,
Rijpen wat de hoop nu zaait,
Schiet het veld, nu naakt en dood,
Volle halmen uit zijn schoot.
Toont u moedig, uitverkoor’nen!
Doet Gods werk, maar in Gods kracht;
Leidt de blinden, redt verloor’nen
Uit des afgronds bange nacht;
Roept heel Is’rel tot den Heer,
Tot de hoop der vaad’ren weêr!
Brengt u d’ aanvang luttel zegen,
Mist volharding schijnbaar ’t loon,
God zal onzen arbeid wegen,
En ’t gelove wacht de kroon.
Waakt en ijvert, bidt en strijdt:
Kent God niet zijn eigen tijd?
Heer’ der Heeren! hoor ons staam’len,
Laat ons, vol van Uwen Geest,
Velen uit Uw volk verzaam’len
Tot Uw hemels bruiloftsfeest!
Och! werd ook door ons aanschouwd,
Hoe G’ uw Sion, Heer’! herbouwt!
Ziet, Hij komt eens met de wolken,
Wie dan d’ aard als Koning groet!
Rijz’ ’t Hozanna! jubelt volken!
Strooit uw palmen voor Zijn voet!
Christ’nen, Joden, Heid’nen zaâm
Knielen dan in éénen Naam!