Is dat, is dat mijn Koning!
Dat aller vaad’ren wens!
Is dat, is dat zijn krooning?
Zie, zie, aanschouw den mens!
Moet Hij dat spotkleed dragen,
Dat riet, die doornenkroon?
Lijdt Hij dien smaad, die slagen?
Hij, God! Uw eigen Zoon!
2 Ja, ik kost Hem die slagen,
Die smarten en die hoon;
Ik doe dat kleed Hem dragen,
Dat riet, die doornenkroon.
Ik sloeg Hem al die wonden,
Voor mij moet Hij daar staan,
Ik deed door mijn zonden,
Hem al die jam’ren aan.
3 O Jezus! man van smarten,
Gij aller vaadren wens,
Herinner aller harten
’t Aandoenlijk, „zie den mens!”
Laat mij toch nooit vergeten
Die kroon, dat kleed, dat riet;
Dit trooste mijn geweten,
’t Is al voor mij geschied.
Luthers’ gebed bij de woorden ‘Leid ons niet in verzoeking’
Ach, lieve Heere, God en Vader, houd ons wakker en fris, ijverig en vlijtig in Uw Woord en in Uw dienst, zodat wij...