Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 19 juni

Bidden en aanhouden (2)

Jezus gebruikt het beeld van een blijde bruiloft. ‘Kunt u de bruiloftsgasten, terwijl de Bruidegom bij hen is, doen vasten?’ Jezus is bij de discipelen, de langverwachte Bruidegom, dan kan men toch niet treuren? 

Bruiloft

Jezus gebruikt het beeld van de bruiloft met het bijbehorende eten. In het Oude Testament is het eschatologische feestmaal van de Bruidegom, voorzegd. De komst van de Bruidegom werd verwacht. Anna vastte en bad heel haar leven, zij verwachtte de Messias. Bij Jezus komst zien we echter vreugde bij de oude vrouw. Vasten veronderstelt dat Jezus nog niet gekomen is. Dat Zijn komst nog uitstaat. Hij is echter gekomen. Met de komst van Jezus deed de Messiaanse eeuw haar intrede. De beloofde Zoon is gekomen. 

Inderdaad, Jezus’ discipelen eten en drinken, net als de andere mensen. Zij houden er vooralsnog geen bijzondere gewoonten op na. Eenvoudigweg omdat de Meester onder hen is. De Bruidegom is bij hen. Dan is er geen reden voor vasten en klagen. 

Jezus’ dood

Dit betekent echter niet dat deze situatie zal aanhouden. Jezus voorspelt een tijd waarin men wel degelijk zal vasten (Luk. 5: 35). Feitelijk hebben we hier te maken met de eerste aankondiging van Jezus’ lijden en dood. Er komt een tijd, waarin de vreugde abrupt onderbroken zal worden. De beeldspraak die Jezus gebruikt duidt op een bruiloft die in volle gang is, waarbij ineens en voortijdig de bruidegom niet meer aanwezig is. Met de nodige verwarring tot gevolg, onder de achterblijvers. Dán zal men vasten en vragen. Als Hij niet meer bij hen is. 

Twee varianten uitleg

Er zijn twee varianten van uitleg over deze tekst in omloop. De eerste variant gaat ervan uit dat Jezus hier op de periode tussen Zijn dood en opstanding doelt. Denk aan de Emmaüsgangers, die droevig op weg zijn naar huis en geen idee hebben hoe het verder moet. Jezus is voortijdig en op een voor hen onbegrijpelijke manier uit hun midden weggegaan, aan het kruis gehangen, gedood. Ontredderd bleven zij achter. Totdat Jezus hen gaat tonen waarom deze dingen gebeuren moesten. In Joh. 16 geeft Jezus het aan dat er een tijd komt dat heel de wereld lacht, maar zij huilen. ‘Maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.’ (Joh. 16: 20). 

De andere variant betreft de periode tussen Jezus dood en wederkomst. Waarbij het uitzien naar de Meester werkelijkheid is. Zoals wij soms naar de einder kunnen staren, in het verlangen: wanneer komt die dag, dat ik U ontmoeten mag; en Uw aangezicht geprezen? Maranatha, kom Heere Jezus. Kom, haastig. 

Jezus’ vasten

Feit is dat de discipelen naderhand leerden wat vasten was, in de praktijk. Jezus voorspelt dit, als Hij met hen samen zit bij het laatste Avondmaal. ‘En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.’ (Luk. 22: 14-16) Tot de opstanding, zal Jezus vasten. Dán zal Hij echter weer met hen eten, als Hij verschijnt en in hun midden en eet. ‘En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. En Hij nam het, en at het voor hun ogen.’ (Luk. 24: 41-43). 

Overigens, beseffen wij dat Jezus vanwege het heil van zondaren zich alles heeft ontzegd? Zijn heerlijkheid afgelegd, met het oog op hen voor wie Hij aan het kruis ging? Hen die Hem door de Vader van eeuwigheid Zijn gegeven. Tot Hun behoud en verlossing daalde Hij af. 

Discipelen vastten

Vanaf het moment dat Jezus naar de hemel wordt opgenomen, herkennen we het vasten als een patroon in de geloofspraktijk van de discipelen. Waar zij bij Jezus’ aanwezigheid niet toe kwamen, zien we gestalte krijgen na Zijn vertrek. Denk aan de keuze die moet vallen voor de verkiezing van nieuwe ambtsdragers: ‘En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.’ (Hand. 13: 2). We zien het in Hand. 14: 23: ‘En als zij in elke Gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden.’ 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...