Met drie voorbeelden uit het alledaagse leven maakt Jezus Zijn punt duidelijk aan de farizeeën. Hij wil hen ervan overtuigen dat het vasthouden aan oude gewoonten altijd vraagt om reflectie op de vorm en de inhoud.
Bekering
De farizeeën wilden zichzelf rechtvaardigen, maar Jezus bepleitte de noodzaak van werkelijke bekering. De farizeeën waren trots op hun religieuze status, maar Jezus bepleitte in de Bergrede op dit punt nederigheid. De farizeeën bepleitten uiterlijke ceremoniën, maar Jezus wijst op de houding van het innerlijk; het hart. De farizeeën zochten instemming van mensen, maar Jezus toont dat instemming door de Heere van belang is. Joh. 12: 42-43: ‘Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeeën wil beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden. Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.’
Het oude niet combineren met nieuw
Met Jezus komst brak een nieuwe periode aan. Het Judaïsme met zijn wetten en regels werd vervangen door de boodschap van Christus. Het was niet te combineren, maar betekende ofwel het ene ofwel het andere. Als Paulus later te maken krijgt met mensen die het Evangelie willen combineren met allerlei Joodse wetten, ageert hij daar fel tegen. Dit betekent niet dat hij tegen alles ingaat; maar wel waar het op spanning staat met het Evangelie. Hij is de Joden een Jood en de Grieken een Griek. Waar mogelijk past hij zich aan, met als doel hen het Evangelie te brengen. Als men echter zaligheid verwacht door onderhouding van menselijke wetten, toont hij geen enkele ruimte. Het is genade alleen waardoor men zalig wordt.
Jezus maakt dit duidelijk met het beeld van een nieuwe lap die op een oud kleed wordt gezet. De werking van de stof gaat uiteindelijk het hele kleed verruïneren. Hier past geen lapwerk, maar vernieuwing van denken.
Leren zakken
Datzelfde geldt voor wijnzakken. Je kunt geen nieuwe wijn in oude zakken doen. De wijn gaat fermenteren, werken. De zak moet flexibel zijn en kunnen rekken, om deze druk aan te kunnen. Dat gaat alleen met wijn die in nieuwe leren zakken wordt bewaard. Anders barsten de zakken en gaat de inhoud verloren.
Oud en nieuw
Als derde gebruikt Jezus een spreekwoord uit die dagen. ‘De oude is beter’. Destijds gold wat vandaag in mindere mate geldt, dat het oude beter is. Wat reeds generaties lang werd doorgegeven, werkte overtuigend. Het oude, dat was wat het meest waardevol was. Als je vertrouwd bent geraakt met een bepaald type wijn en iemand zet iets anders voor, dan is de neiging om te zeggen; geef mij de vorige maar weer.
Onderscheidingsvermogen
Jezus weerspreekt dus de neiging om te combineren (lapwerk), om oud en nieuw samen te voegen (wijnzakken), om het oude per definitie voor het nieuwe te plaatsen (oude wijn). Hij stelt radicaal dat de valse religie, de vormendienst, verlaten moet worden. Deze biedt namelijk geen hoop tot zaligheid. Er is er Eén door Wie wij zalig worden: ‘Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij.’ (Joh. 14: 6) Er is één Naam tot Zaligheid: ‘En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.’ (Hand. 4: 12)
Een christen leert met onderscheidingsvermogen kijken naar wat hoofdzaken en bijzaken zijn. We geven de duivel geen plaats, als hij probeert met bijzaken ons vertrouwen op Christus offer alleen te verstoren.
Jezus laat Zich niet combineren met zelfgemaakte religie of andere vormen van vermenging. Hij is de Weg, de Waarheid, het leven. ‘Want er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus.’ (1 Tim. 2: 5)