Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van Mattheüs 5 niet: doe dit, doe dat. Er staan geen opdrachten. Er wordt geconstateerd. Het is als een foto, een portret van een christen. Iemand die de Heere werkelijk navolgt, als een discipel.Â
Discipelen
Discipelen scharen zich rondom Jezus op de berg waar hij onderwijs geeft. Jezus spreekt tot twee cirkels van personen. Allereerst in directe zin tot zijn discipelen. Tegelijkertijd tot hen die daarom heen staan. Jezus beschrijft de herkenbare trekken van de christen, zoals die zichtbaar worden als je er een portret van zou kunnen maken. Een geestelijk portret. Als we er een lijst omheen zouden kunnen doen, hadden we hier een ingelijst portret van een christen.
De burgers van het Koninkrijk hebben onderling herkenbare trekken. In hun manier van optreden en zijn. Ze zijn dan ook verbonden aan dezelfde Vader.
Zalig
De zaligsprekingen zetten in met de aanduiding: ‘zalig’. Het gaat hier om gezegend-zijn, of ook wel ‘blij, gelukkig’ zijn. Het is afgeleid van een Grieks woord dat staat voor ‘welvarend, gelukzalig’. In geestelijke zin betekent het zalig zijn, in de zin van geestelijk erfgenaam van het Koninkrijk zijn. Denk aan Maria die door Elizabet zalig wordt genoemd, vanwege haar geloof. Zij die in de Heere sterven worden ‘zalig’ genoemd (Op. 14: 13). Dan ben je echt gelukkig.
Zij die aangeduid worden in de zaligsprekingen mogen zich dus gelukkig, gezegend weten. Hoewel wat in de zaligspreking volgt, vaak haaks staat op dat gevoelen, is het dan toch de realiteit.
Grondtrek
Als Jezus de trekken van het portret van de christen begint te schilderen start hij niet zomaar ergens. Als een kundig schilder begint hij bij de grondvorm, dat waar alles mee samenhangt. Hij zegt: ‘Zalig de armen van geest.’ Daarmee schetst Hij de grondtrekken van het portret. Overigens zijn de zaligsprekingen allemaal aan elkaar verbonden. Ze liggen verstrengeld. Je kunt de ene niet los verkrijgen van de andere. Hij die arm van geest is, treurt. De treurende is zachtmoedig. De zachtmoedige is barmhartig. Het één hangt met het andere samen.
Er is niemand in het koninkrijk van God, die de grondtrek van nederigheid niet vertoont. Zowel, dan is men ver van hun plek. Christus noemt hen namelijk zalig, die arm van geest zijn.
Arm van geest
Wat bedoelt Jezus met ‘arm van geest’? Het gebruikte woord in het Grieks duidt hier op bedelend arm zijn. Het gaat hier om nederig en afhankelijk tot de Heere komen. Met ootmoed.
In het Oude Testament, in de Psalmen, horen we daarover zingen:
- Ps. 25: 16: ‘Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig.’
- Ps. 40: 18: ‘Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet.’
- Ps. 69: 30: ‘Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.’
- Ps. 70: 6: ‘Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet!’
Tollenaar
Wie vol is van zijn eigen waardigheid voor God, is niet bepaald arm. Dan ben je rijk met jezelf. Dr. Martyn Lloyd-Jones merkt hierbij op: ‘Het is een essentieel onderdeel van het Evangelie dat overtuiging van zonde altijd voorafgaat aan bekering. Het Evangelie van Christus veroordeelt voordat het vrijspreekt.’
De farizeeër in de tempel was rijk met zichzelf. Hij deed veel niet wat anderen wel deden. Zoals die tollenaar die zich overgaf aan allerlei zonden. Daarnaast deed hij veel wel, waar anderen achterbleven. Met het afdragen van zijn tienden zat het wel goed bij de farizeeër. Hij prijsde zich er gelukkig mee, voor Gods aangezicht. Terwijl ver achter hem een man zich op de borst sloeg: ‘Wees mij zondaar genadig.’ De eerste komt er in het oordeel van Jezus niet goed van af, de tweede ging gezaligd huiswaarts. De farizeeër was rijk in zichzelf, de tollenaar had een Zaligmaker voor zijn ziel nodig. ‘Zalig, zijn de armen van geest.’
Ontfermer
Juist voor de arme en behoeftige, toont de Heere Zich een ontfermer. Er blijkt tussen deze eerste zaligspreking en de profetie van Jesaja een sterke verbinding te liggen. Als hij de komst van Christus profeteert, dan toont hij het beeld van hoe de Zaligmaker zijn zal. Dan horen we: ‘De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrijheid uit te roepen, en de gebondenen opening der gevangenis.’ (Jes. 61: 1)