Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 26 februari

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van Mattheüs 5 niet: doe dit, doe dat. Er staan geen opdrachten. Er wordt geconstateerd. Het is als een foto, een portret van een christen. Iemand die de Heere werkelijk navolgt, als een discipel. 

Het zijn dan ook de discipelen die zich rondom Jezus scharen daar op de berg waar Hij onderwijs geeft. Dat merk je uit de manier waarop zij worden aangesproken. Jezus spreekt tot twee cirkels van personen. Allereerst in directe zin tot Zijn discipelen (mathetai). Tegelijkertijd in indirecte zin tot de omstanders. Jezus roept in dit gedeelte niet op tot bekering. Hij beschrijft de herkenbare trekken van de christen, zoals die zichtbaar worden als je er een portret van zou kunnen maken. Een geestelijk portret. Als we er een lijst omheen zouden kunnen doen, hadden we hier een ingelijst portret van een christen. 

Grondtrek

Als Jezus de trekken van het portret van de christen begint te schilderen start hij niet zomaar ergens. Als een kundig schilder begint hij bij de grondvorm, dat waar alles mee samenhangt. Hij zegt: ‘Zalig de armen van geest.’ Daarmee schetst Hij de basis van het portret. Overigens zijn de zaligsprekingen allemaal aan elkaar verbonden. Ze liggen verstrengeld. Je kunt de ene niet los verkrijgen van de andere. Hij die arm van geest is, treurt. De treurende is zachtmoedig. De zachtmoedige is barmhartig. Het één hangt met het andere samen. 

Er is niemand in het koninkrijk van God, die de grondtrek van nederigheid niet vertoont. Zowel, dan is men ver van hun plek. Christus noemt hen namelijk zalig, die arm van geest zijn.

Arm van geest

Wat bedoelt Jezus met ‘arm van geest’? Het gebruikte woord in het Grieks duidt hier op bedelend arm zijn. Dus er is sprake van diepe armoede. Dat kan gelden voor iemand die geen geld heeft om bijvoorbeeld eten te kopen. Hier gaat het echter om iemand die geestelijk arm is. We komen nederig tot Hem, met ootmoed. 

In het Oude Testament, in de Psalmen, horen we daarover zingen: 

  • Ps. 25: 16: ‘Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig.’
  • Ps. 40: 18: ‘Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet.’
  • Ps. 69: 30: ‘Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.’
  • Ps. 70: 6: ‘Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet!’

Iemand die arm is, leert om hulp vragen. Je erkent klem te zitten, voor je aan hulp vragen toe bent. Je hebt een Redder nodig, voor tijd en eeuwigheid.

Ontferming

Juist voor de arme en behoeftige, toont de Heere Zich een Ontfermer. Er blijkt tussen deze eerste zaligspreking en de profetie van Jesaja een sterke verbinding te liggen. Als hij de komst van Christus profeteert, dan toont hij het beeld van hoe de Zaligmaker zijn zal. ‘De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrijheid uit te roepen, en de gebondenen opening der gevangenis.’ (Jes. 61: 1)

De wonderlijke realiteit is dat Christus dood en duivel overwon, door Zichzelf te vernederen tot kribbe en kruis. De mensen gelijk, maar zonder zonde. Opdat Hij hen plaatsvervangend vrij zou pleiten bij de Vader. Zo worden armen zalig. 

Gezaligden zijn hun karakter niet kwijt. Maar raken zichzelf als het goed is wel steeds weer kwijt aan de Zaligmaker en voleinder van het geloof, Jezus Christus. Die toen Hij leed niet dreigde, maar Zich overgaf. In onszelf arm, in Hem onvoorstelbaar rijk. Werkelijk zalig. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

De man in het midden

Hij staat als een tank in het landschap. Goliath, een zwaarbewapende soldaat. Zijn helm schittert in de zon. Een...