‘Troost, troost Mijn zal uw God zeggen.’ (Jes. 40: 1) Het klonk daar als een opdracht en in meervoud. In Jes. 40: 3 horen we één van die verkondigers optreden. De stem van een roepende in de woestijn.
Roepende
Wie is die roepende? Het is de Heere, Hij legt de woorden in de mond. Bij wie legt Hij ze in de mond. Nu bij Jesaja, maar straks bij Johannes de Doper. De Heilige Geest trekt Zelf de lijn door in de Bijbel: ‘Want deze is het, van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!’ (Matt. 3: 3)
Het is een stem die oproept tot bekering. Bekeert u, want het Koninkrijk van de hemel is nabijgekomen. Er klinkt een oproep tot boete. Johannes is een boetprediker. Mensen belijden in antwoord op zijn preken hun zonden. Te midden van de crisis, waarin de één heulde met de Romeinen, de ander heulde met een uiterlijke godsdienst en een derde zich terugtrok in eindtijdverwachting met een groep in de woestijn, was daar Johannes. De roepende, in de woestijn. De Heere gaat het volk niet achterlaten waar ze zijn, in hun vruchteloze wildernis. De één druk met zijn tollenaarswerk, de ander met zijn kerkelijk werk. Nee, Hij verlost. Een weg ontstaat door en uit de wildernis. Jesaja en Johannes zijn als herauten van de verlossing die aanstaande is. Hij zal ruim baan maken, in de wildernis.
Ruim baan
Jesaja kijkt met een verrekijker vooruit en ziet het gebeuren. De heraut die komen gaat en de verlossing die daarop volgt. Als we de verrekijker wegleggen zien we rondom Jesaja echter wildernis, ballingschap en een volk dat geen mogelijkheden heeft om iets bij te zetten voor hun verlossing.
‘Bereidt de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een baan voor onze God.’ De Heere baant door onbegaanbare streken een weg. Let wel, het is niet allereerst een pad voor Israël. Het is niet allereerst een pad voor de heidenen. Hoewel die er beiden van zullen profiteren. Nee, het is allereerst een pad voor de Heere. Hij komt Zelf een weg banen. Hij vormt Zich een gewillig volk, op de dag van Zijn heirkracht.
Wat de Heere voor Zijn volk doet, doet Hij door Zelf ruim baan te maken. We horen dat in Hab. 3: 13: ‘Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde.’ In Jes. 43: 13 blijkt dat als Hij iets doet, er geen weerhouden aan is: ‘Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?’
Een vlak veld, een rechte weg
‘Maak gereed in de wildernis, een baan’. Letterlijk: ‘recht maken’. Dit kan neerkomen op ‘effenen’, of op het herstellen van de oorspronkelijke route die door verval onbegaanbaar is geworden, zodat men langs omwegen moest gaan. De weg moet worden klaargemaakt voor de komst van de Heere als Koning. Een brede en stevige weg. Een heirbaan.
Heel dat ruige land wordt vlak gestreken, zo maakt Jesaja in 40: 4 duidelijk. Diepten worden opgevuld en hoge bergen moeten buigen. Waar de Heere komt met Zijn Woord, moet alles wijken. Mensen bereiden zich voor op Zijn komst. De hoogmoedige, vernedert. Degene die diep weggezonken is, buigt het hoofd omhoog.
De verlossing van de Heere is maar niet ternauwernood. Nee, waar Hij Zijn macht en majesteit toont maakt Hij ruim baan. Het Woord doet kracht in levens van mensen. Harten gaan open. Tegenstand wijkt. De satan moet inbinden, op de vlucht slaan, terrein prijsgeven. Jezus komt, onder de schijn van het tegendeel, Zijn rechten opeisen. Hij brengt verlossing.
De satan probeert altijd de komst van de Heere te verhinderen. Hij verdedigt zijn terrein met hand en tand. Zowel innerlijk als uiterlijk levert dit strijd op. Maar uiteindelijk moeten alle hindernissen wijken. Voor de Heere staan er geen moeilijkheden in de weg om de Kerk te verlossen en herstellen. Als Hij Zijn hand uitstrekt, kan niets en niemand Hem weerhouden.
Thuisbrengen
De Heere zal de ballingen thuisbrengen. Dat gold voor de ballingen in Babel. Dat gold voor hen die in Johannes’ dagen in duisternis leefden. Dat geldt voor hen die Hem toebehoren vandaag. Hij maakt een heirbaan door de wildernis en brengt hen thuis. Hij zal hen hoeden, als een herder. De lammetjes zal Hij in Zijn armen dragen en in Zijn schoot dragen. De zogenden zal Hij zachtjes leiden (11).