Daniël staat weer voor de troon van Nebukadnezar. De jonge Israëliet, tegenover de verpersoonlijking van een wereldrijk. Daniël geeft tekst en uitleg van zijn droom. Nebukadnezar krijgt te zien hoe beperkt zijn macht is, hoewel hij glansrijk regeert.
Droom
Nebukadnezar krijgt zijn droom te horen en de uitleg. Hij zag een groot beeld, met een hoofd van goud. De borst en de armen waren van zilver. De buik en de dijen van koper. De enkels en de voeten van ijzer, dat overgaat en gemengd wordt met klei. Van het hoofd naar de voeten is er sprake van achteruitgang. Goud, zilver, koper, ijzer, klei. God gaf Nebukadnezar macht en invloed. Hij regeerde over mensen, over dieren (Ps. 8). Na hem zal het echter minder worden.
Uitleg
In de kerkgeschiedenis heeft men veel energie gestoken in een antwoord op vraag met welke wereldrijken het goud, zilver, koper en ijzer met klei worden aangeduid. De meeste uitleggers zijn het erover eens dat de volgorde als volgt is:
- Het hoofd van goud: Babylonische rijk.
- De borst en de armen: Perzische rijk.
- Buik en de dijen: Griekse rijk.
- Enkels en voeten: Romeinse rijk.
In de verte klinkt het gerommel van een geweldig grote steen, een rotsblok, dat alles verpletterend is. Het beeld van menselijke macht wordt ondersteboven gegooid. De Heere regeert.
Steen
Het gerommel van die geweldige grote steen in de verte is niet als vanzelf ontstaan. Onzichtbare handen hebben de rots uit het gebergte genomen en doen rollen. De Heere Zelf is de tijd en de toekomst meester, Hij heeft de steen in beweging gezet. Het beeld wordt geraakt aan de voeten en verpulverd. Er lijkt hier een echo te klinken van Psalm 1. ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind henendrijft.’ (Ps. 1: 4)
Blijkbaar komt er in de wereldgeschiedenis een geweldige kracht op, die de wereldrijken teniet zal doen. Althans, zo lijkt het. Daniël 2: 44 geeft daar woorden aan: ‘Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.’
Koninkrijk
Als er een nieuw Koninkrijk komt, dat wat voorligt zal verpulveren en daarna zal uitgroeien tot een alles overstijgende berg; dan dient dat rijk ook een Koning te hebben. Het beeld van de steen die uitgroeit tot een berg staat voor het Koninkrijk van God, dat Jezus als Koning heeft.
In Daniël 7 zien we dat de Heere de wereldheerschappij in handen legt van Zijn Zoon. Riddderbos zegt daarover: ‘Maar deze algemene gedachte wordt nu aldus nader geconcretiseerd, dat God het Koninkrijk ten laatste ook metterdaad aan de wereldrijken zal ontnemen en het zal geven aan de gestalte, die, in het nachtgezicht van de profeet, als een ‘mensenzoon’ tot de ‘oude van dagen’ op zijn vlammende troon naderde, ‘en Hem werd heerschappij en eer en koninklijke macht gegeven en alle volken, natiën en tongen dienden Hem; Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij, die niet zou vergaan, en Zijn Koninkrijk een, dat niet te niet zou gemaakt worden.’ (Dan. 7: 9 e.v.) (Ridderbos)
Christus kwam als beloofde Zoon van de Vader. Hij bracht verlossing, tegen de prijs van Zijn eigen bloed. Gedurende Zijn optreden verwijst Hij voortdurend naar het Koninkrijk. Het krijgt gestalte in de harten van de gelovigen. Wat begon met enkele mannen in Jeruzalem, spreidt zich uit tot de einden van de aarde. Wat verhuld ligt, zal in Gods toekomst aan het licht komen. Christus’ Koninkrijk; het is er reeds en het komt.