Ik ben de ware wijnstok. Dit betreft de zevende ‘Ik-ben’ uitspraak van Jezus en daarmee de laatste in het Evangelie van Johannes. De wijnstok vormde een symbool voor het volk Israël. In de Maccabese periode, de witte bladzijde tussen het Oude en Nieuwe Testament lieten zij dit symbool op munten afbeelden.
Wijnstok
De Joden kennen dit beeld uit het Oude Testament. In Psalm 80 zingt de dichter over een wijnstok die uit Egypte is overgebracht. Het vormt een gebed om het herstel van Israël.
In Ezechiël 15 spreekt de profeet over het hout van een wijnstok dat aan het vuur wordt overgegeven, als een symbool voor de straffende hand van God over de inwoners van Jeruzalem. Waar het volk de Heere tegenkomt en Hij recht doet.
Hier in Joh. 15 zegt de Jezus echter niet: jullie zijn de wijnstok. Hij zegt: ‘Ik ben de ware wijnstok’. Hij gaat als het ware in hun plaats staan. Men mag delen in Hem. Leven met Hem. Sappen trekken uit Hem.
Landman
We zien een wijnstok voor ons, met de ranken die zich uitstrekken. Hier tussen het groene blad groeien straks de druifjes, die tot grote trossen worden. De ranken trekken sappen uit de stam. Zo staat de wijnstok daar in het zonlicht. Met als doel: vrucht dragen.
De wijnstok staat daar echter niet alleen. Het werk van de Zoon heeft alles te maken met de Vader. De Landman blijkt betrokken op de wijnstok en de ranken. We kunnen het werk van de Zoon en van de Vader wel onderscheiden, maar niet scheiden. Vader, Zoon en Heilige Geest zijn op elkaar en op het Koninkrijk betrokken.
We weten uit het vervolg van de tekst dat de Landman zijn snoeimes gereed heeft. Hij laat de takken niet voor wat ze zijn, maar grijpt erop in. Met het oog op de vrucht. Dit mag ons daarbij allereerst tot troost zijn. Als de Landman snoeit, is Hij nabij.
Blik van de Landman
Met een enkele blik ziet de Landman hoe de ranken ervoor staan. Hij ziet dood hout en levende takken. Het ene zal vruchteloos blijven, het andere vruchtdragen. Het dode hout is vruchteloos, zonder nut.
Denk aan Judas (6: 70-71). Petrus belijdt daar namens de discipelen: ‘En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.’ Hij spreekt daar namens allen. Maar Jezus blikt door alles heen. Hij zegt dat Hij hen allen als discipel uitkoos, maar dat één van hen een duivel is.’ Waarbij Johannes dan terugblikkend zegt: ‘En Hij zei dit van Judas, Simonszoon Iskáriot, want deze zou Hem verraden, zijnde één van de twaalven.’ Hij ging om met Jezus, werd tot Zijn discipelen gerekend, maar bleek een dode tak.
Weghalen en snoeien
Het dode hout moet eruit. De Landman neemt het weg. Hij haalt het er tussenuit. In vers 6 zal blijken waar dit op uitloopt. Deze dorre ranken worden verzameld en in de brand gestoken.
Ook de gezonde takken krijgen een behandeling. Ze worden gesnoeid, gereinigd. Een uitlegger denkt hierbij aan het snoeien in het voorjaar. De ranken worden getopt, zodat ze niet te snel doorgroeien. Een deel van de toekomstige vrucht wordt weggesnoeid, zodat de rest meer ruimte krijgt. Alles richt zich op betere vrucht.
‘Want wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.’ (Rom. 8: 28). Lijden is een middel in Gods hand, dat Hij gebruikt om ons meer vrucht te doen dragen. Die de Heere liefheeft, kastijdt Hij. ‘En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.’ (Hebr. 12: 11).
Woord
Hoe komt het dat er ranken zijn die vruchtdragen? Dat blijkt in vers 3. Jullie zijn rein om het Woord, dat Ik tot u gesproken heb. Vanwege de ‘logos’, het Woord. Hij is het Woord, Hij spreekt het Woord. Het Woord heeft een reinigende kracht. Het is alleen het Woord dat deze werking kan hebben. Hij reinigt hen die Hem toebehoren door de kracht van het Woord.