De bekering van de moordenaar aan het kruis laat op een buitengewone manier zien wat de Heere doen kan in het leven van een zondaar. Het is niet Gods gewone manier, om dit in het uiterste van iemands leven te doen. Wel wordt hier bevestigd dat hoeren en tollenaren voorgaan in het Koninkrijk, ten opzichte van zichzelf rechtvaardigende farizeeën (Matt. 21: 31).
Koninkrijk
Heere, denk aan mij, daarmee zet het gebed van de moordenaar in. Als was het Psalm 106: 4: ‘Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil’. De moordenaar aan het kruis maakt concreet hoe Hij Jezus ziet en wat hij van Hem verwacht. Hij erkent Jezus als Koning van het Koninkrijk. Het basileia, het rijk van Uw Goddelijke macht.
De engel sprak er reeds over bij de aankondiging van Jezus geboorte, tegen Maria: ‘En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.’ (Luk. 1: 33). Jezus zelf refereerde geregeld aan het Koninkrijk.
Had Jezus niet aan de tafel gezegd tegen Zijn discipelen: ‘Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft; Opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk, en zit op tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls.’ (Luk. 22: 29-30). De handelingen van Jezus bij het laatste avondmaal hadden een doel. Ridderbos: ‘Hij (Jezus, ASM) wilde Zijn discipelen op Zijn zoendood wijzen als op de oorzaak en het fundament van de zaligheid, die Hij hun als het evangelie van het koninkrijk verkondigd en die bestond in de realisering van het Nieuwe Verbond, dat door de profetie was beloofd.’
Reeds en nog niet
Het koninkrijk heeft alles te maken met toekomst en voleinding, maar is tegelijkertijd realiteit. Ridderbos: ‘Wat Johannes (de doper, ASM) samenvattend als het éne grote gebeuren der toekomst zag, vindt in Jezus prediking een differentiatie, inzover namelijk dat éne grote gebeuren zowel als een reeds vervuld “heden” als een nog te verwachten toekomst wordt aangeduid.’ Jezus spreekt over het koninkrijk als een presente werkelijkheid. Tegelijkertijd gaat het over de toekomst. Ridderbos: ‘het is het ene grote koninkrijk, het is het komen Gods tot de wereld tot verlossing en gericht. De toekomst dringt zich als het ware in het heden in. De wereld van Gods verlossing, het groot geheel van Zijn afsluitende, voleindigende werken, breekt zich baan in de tegenwoordige wereld-tijd.’
Christus gaat als de gehoorzame knecht de weg van lijden en kruis. Ridderbos: ‘In Christus handhaaft God Zijn koninklijk recht en brengt hij Zijn koninklijke verlossing. Maar niet alleen in Christus als de met alle volmacht beklede Zoon des mensen, doch óók in Christus als de gehoorzame knecht, óók in Christus als degene die lijdt en sterft voor de velen. Niet alleen door Hem, maar ook aan Hem en in Hem voltrekt zich het gericht en de verlossing van het koninkrijk der hemelen.’ Het grote eschatologische drama dat zich in Hem voltrekt, luidt de komst van het koninkrijk in.
Toekomstig
De moordenaar wijst hier met name op wat achter de grens van de dood ligt. Hij beseft dat de Koning van het Koninkrijk Die naast Hem aan het kruis hangt, straks door de dood zal heengaan. Met als doel om uit de dood op te staan. Hij zal de plaats aan de rechterhand van Zijn Vader weer innemen. Blijkbaar heeft de moordenaar door het vernieuwende werk van de Heilige Geest besef gekregen van een zich openende toekomst achter de grens van de dood, waarin hij in gemeenschap met Christus kan en mag leven.
We verdwijnen na de dood niet in niets. De Bijbel spreekt duidelijk over gemeenschap met God na de dood, voor hen die Hem toebehoren. Ps. 16: 9-11: ‘Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen. Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk.’ Ook Psalm 73:24 refereert daar aan: ‘Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.’ Dat is geen vage tussentijd, maar reële aanwezigheid van de ziel bij God in de hemel. De dood is geen ondergang, maar doorgang. Nabij God te zijn.