Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

donderdag 12 november

Gebed vanuit de diepte

Je kunt in voorspoed grote woorden gebruiken, je kunt in tegenspoed hard vechten, maar als alles stilvalt en je terugvalt op jezelf alleen, dan is er geen ontkomen meer aan. Daar dringt de realiteit tot je door. De beklemmende realiteit, die je voor anderen wilt verhullen, maar die God aan je onthult. De verloren zoon kwam tot zichzelf, in lompen gehuld en bij de varkens. Jona kwam tot zichzelf met zeewier om zijn hoofd in het binnenste van een vis. 

In de diepte

Jona ervaart het als een graf-ervaring. Hij spreekt over de ‘buik van het graf’ waarin hij zich bevindt. In de sheol, de plaats van de doden, waar donkerheid is en stilte. De reis van de aarde naar de sheol zou in het midden oosten drie dagen en drie nachten geduurd hebben. De vis wilde dus Goddelijke redding vanuit de dood aangeven. Het zijn de woorden van één die zich als verstoten van God voelt. Hij schreeuwt het vanuit die diepte uit tot God. 

Het kan soms lang duren voordat je daar komt. Mij valt op dat mensen lang, lang blijven vechten. Ook Jona ging tot het uiterste, hij zocht zijn heil aan het einde van de zee. Zover mogelijk weg van God. Maar hier in deze bubbel onder de zeespiegel, in de ademloze stilte, kan hij niet langer vechten of duiken. Hij moet met de realiteit gaan leven die zich in toenemende mate aan hem opdringt. 

Overstelpt

Daar waar wij klemlopen met onszelf, toont de Heilige Geest ons in de stilte hoe het er werkelijk voorstaat. De huiveringwekkende realiteit van mijn schuld voor God. Als niet alleen de zonde, maar ook de gevolgen van die zonde tot je doordringen. Zich voor je aftekenen. Als alles me aanklaagt en ik geen uitkomst meer zie.  

Het is in die omstandigheden dat Jona zich overstelpt voelt. (vs. 7) Je zou het ook kunnen vertalen met ‘versmachten’, of ‘zich zwak voelen’. Zijn ziel is overstelpt door de omstandigheden. De gevolgen van zijn zonden. De zonden zelf. Het afgesloten zijn van God. Het missen van de gemeenschap met God. Geen zicht te hebben op genade. Zich te bevinden in de buik van een vis als in het graf. Met de oorverdovende stilte van het teruggeworpen zijn op jezelf. Daar smacht hij naar de gemeenschap met de HEERE, en voelt hij zich verzwakt. 

Want juist toen dacht hij aan de HEERE (vs 7). Je zou dat ook kunnen vertalen met in herinnering brengen, vermelden, gedenken, belijden. Juist daar in die diepte, daar wordt de herinnering wakker. Wat hij afgesloten en uitgedoofd had, herleefde. Wat was weggeduwd, staat weer levensgroot voor Hem. Niet alleen Gods oordeel over de zonde, maar ook de realiteit dat bij Hem alleen verlossing is. De weghollende Jona is tot stilstand gekomen en ziet geen andere weg meer dan terug naar God. Daar volgt bekering. 

Een uitlegger zei hierbij: ‘Bekering is het grote geestelijke wonder, tegen onze koppige natuur in. Bekering is het geweld van Gods liefde, om ons tegen onszelf in bescherming te nemen. Bekering is gered worden van de dood, die wij in verblinding zochten, en teruggebracht worden naar het leven. Bekering is het retour naar God. Wij willen een enkele reis van Gods aangezicht af, maar God zorgt voor een retour naar Gods aangezicht terug.’ (ds. J. Overduin)

Gebed

In de situatie van Jona klinkt iets door van wat David bidt in zowel 2 Sam. 22: 7 als Ps. 18: 7, vrijwel identieke woorden: ‘Als mij bange was, riep ik de HEERE aan, en riep tot mijn God; en Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep kwam in Zijn oren.’ Bij Jona klinkt het: ‘Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere, en mij gebed kwam tot U, in de tempel Uwer heiligheid.’ 

Dat gaat vandaag niet anders. Dit is de ervaring van allen die de Heere liefhebben. Kohlbrugge: ‘Wij hebben hier een gebed voor ons, zoals de gebeden van David bijna alle zijn. Het is één Geest die al de heiligen Gods leidt. Zij hebben geen verstand van bidden, maar de Geest bidt hun voor: ‘Wij hebben benauwdheid gehad, wij hebben tot de Heere geschreid, wij hebben ook antwoord gekregen.’

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...