Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 21 juni

God roept Abram met het oog op de hele wereld (2)

Abram wordt met lege handen op pad gestuurd, maar niet zonder beloften. Je zal Abram zijn. Met de belofte in het hart en de realiteit voor ogen. De Heere kan dat nu allemaal wel zeggen, maar wie zegt mij dat het werkelijkheid zal worden? Belofte van land, zaad en zegen klinken mooi, maar voorlopig lijkt er alleen sprake te zijn van verlies. Geloof ziet verder dan wat voor ogen is. 

Zaad, land en naam

De Heere schenkt Zijn belofte dat Abram tot een groot volk zou worden. Daar zit direct de grootste onmogelijkheid. Een groot volk verwachten, maar zelf als man en vrouw onvruchtbaar. Gaat toch niet? Wat heb ik aan een land, als ik geen nageslacht heb? Dus met dat Abram in beweging komt om op reis te gaan, is dat vanuit de verwachting dat de Heere geeft wat Hij belooft. Maar als hij naar zijn vrouw kijkt, moet hij beter weten. Geloof moet het niet hebben van wat je ziet, maar hoort. 

Nadat de volken op de wereld zich van de Heere afkeerden, kiest Hij een eigen volk in Abram. En vanuit dat volk gaat Hij iets nieuws beginnen, met het oog op de volken. Het beloofde land zou fungeren als het nieuwe Eden. Van daaruit zou de Heere herstel brengen voor de wereld. Heel de wereld moet de God van Israël kennen, is de teneur van het Oude Testament. In de grote Koningszoon krijgt de wereldwijde invloed van wat de Heere hier begint Zijn uitwerking. 

Voorlopig zien we enkel een herdersvorst, Abram. Een man die eenzaam zijn weg gaat. Kinderloos en zonder zichtbare toekomst. Maar hij draagt de belofte mee. De verwachting van wat komt. Zaad, land en zegen. Het beste komt nog. 

Geloof

Vandaar dat de schrijver van de Hebreeënbrief laat zien waar het scharniert bij Abram. ‘Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte.’ 

Geloof, in de zin van rusten op Gods betrouwbare beloften. Daar zien we Abrams gestalte in getekend. Dat doet hem in beweging komen. Hij heeft verwachting van wat de Heere doen zal. De volle vervulling zal nog eeuwen duren, maar de uitwerking van de belofte wordt hier reeds ingezet.

Zegen 

De Heere geeft Abram de opdracht mee om tot zegen te zijn, maar toont Zich de God Die mee optrekt. Gen. 12: 3: ‘En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken die u vloekt, en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.’ 

Daar begint het te Pinksteren in Genesis. ‘En in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.’ Blijkbaar vormt Abrams nageslacht het kanaal waardoor de Heere in de toekomst Zijn verlossing zal brengen. Uit hem zal de Messias geboren worden. Dan zal het heil uitvloeien naar alle volken. Mattheus begint met een geslachtsregister dat spreekt over Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham. Hier wordt teruggegrepen op de oude beloften aan Abram van land, nageslacht en zegen. Jezus zelf is het nageslacht. De zegen die vanuit Hem uitgaat raakt heel de wereld. God maakt Zich een Naam, Die over heel de wereld klinken zal. Het is de Naam van Zijn Zoon: Jezus Christus. Abrams naam zal verzinken in de Naam van Christus. 

Zwijgend volgen

Ik weet niet of het je opvalt, maar Abram zegt niets. Als Mozes later wordt geroepen, heeft hij het nodige te zeggen. Zo ook Jesaja. Abram zwijgt echter. ‘Ga uit!’ Hij gaat. ‘Wees een zegen!’ Hij wordt tot zegen. 

Hoe is dat mogelijk? Dat is mogelijk omdat Gods spreken onweerstaanbaar is. Abram werd uit de macht van de duisternis geroepen en hoorde Gods stem. Hij ging, hij kon niet anders. ‘Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.’ (Rom. 4: 3). Dat schept verwachting, ook voor ons. ‘Gelijkerwijs Abraham God geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.’ (Gal. 3: 6-9)

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...