De geschiedenis van de melaatse in Lukas 5 vormt een vergelijking met een zondaar die tot de Heere Jezus komt. De zieke man doorbreekt barrières, baant zich een weg door de menigte. Hoe is het mogelijk dat iemand die totaal buitengesloten is, een wandelende dode, de toevlucht durft te nemen tot Jezus?
Geloof
Dit is wat het geloof uitwerkt. Deze zieke wordt niet gebracht, niet gedragen door anderen, hij komt zelf. Hij spreekt Jezus aan als Heere. ‘Als U wilt, U kunt mij reinigen.’ Het diepe besef dat een zondaar leeft als een dode, komt tot ontwaken waar de Heilige Geest een hart verlicht. Tot inzicht brengt hoe we ervoor staan, voor het aangezicht van God. We beseffen dat wij de wet van God overtreden hebben en de gevolgen daarvan dragen. Schuldig staan voor God. Niet als slachtoffer, maar als dader. We beseffen redding nodig te hebben. De vraag om vergeving, om reiniging wordt geboren. We worden aangetrokken tot God, als we beseffen dat bij Hem heil te vinden is.
Er wordt dus een besef geboren, dat er vergeving mogelijk is. Dit zegt iets over onze veranderende gedachten ten aanzien van de Heere. Het besef dat de Heere de schuldige niet voor onschuldig houdt, kan ons met reden verlammen. De Heilige Geest doet echter het besef ontwaken dat er om Christus’ wil vergeving mogelijk is. Een besef van Gods barmhartigheid wordt geboren. God kan de mens niet liefhebben buiten Christus om; maar in Hem is er dan ook een geopende toegang tot de Vader.
Het Woord van de Heere dat ons wordt verkondigd, opent onze ogen voor de Heere. Calvijn: ‘Het Woord van God is als een zon die zijn stralen laat vallen op allen aan wie het gepreekt wordt; onder blinden levert het echter niets op. In dit opzicht zijn wij van nature allemaal blind. Daar kan het licht van het Woord alleen doordringen tot ons verstand, als de Geest als de inwendige leermeester door Zijn verlicht de deur ervoor opent.’ We worden door het werk van de Geest verlicht en ingelijfd in Zijn lichaam, zodat we gaan delen in wat Hij verdiende.
Nederig
Het komen van de melaatse is niet hoogmoedig, maar nederig. Hij komt ontdaan van trots, hulpeloos en zonder zelf iets mee te brengen. ‘Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed’ (Jes. 64: 6). Wie tot Jezus komt, erkent Hem als Heere. ‘Indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.’ (Rom. 10: 9). Als Zaligmaker ‘En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.’ (Hand. 4: 12). Degene die zo komt, beseft dat er geen uitstel mogelijk is. ‘Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid!’ (2 Kor. 6: 2) Nederig, komen wij tot U. ‘Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.’ (Matt. 5: 3)
Toevlucht nemen
Hier is de grondhouding van de melaatse in getekend, maar ook de houding van iemand die de toevlucht neemt tot Christus. Je ziet Hem, hoorde over Hem, kunt niet langer om Hem heen. Je buigt in gebed, in de stilte, aan Zijn voeten neer. In het diepe besef: ‘Heere, als U wilt, U kunt mij reinigen.’ Geloof brengt niets mee naar Jezus, dan alleen het besef dat Hij het is die ons reinigen kan. Je doet een beroep op Gods barmhartigheid, in Jezus Christus.
Wie de kiem van geloof in zich draagt, is er van overtuigd dat God een genadige Vader is. Je verwacht het alleen van Gods verbondstrouw, die tot uiting komt in het offer van Jezus Christus. Je verlaat je op Gods beloften. Je verwacht de zaligheid, vanwege Gods genade. Om Jezus wil. ‘In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.’ (Ef. 3: 12).
Calvijn zegt met reden dat het geloof Jezus aangrijpt zoals Hij ons door de Vader voorgesteld wordt. Hij wordt ons niet alleen tot gerechtigheid, vergeving van zonden en vrede aangeboden. Maar ook tot heiliging. Hij is voor de gelovige een genezende Bron van levend water.