Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 6 juli

Kwetsbaarheid ten opzichte van goedertierenheid

Mensen zijn als bloemen op open veld. In Psalm 103 gebruikt David de bloemen als beeld van de kwetsbaarheid van mensen. Mensen blijken zondig, broos en tijdelijk. David plaatst menselijke kwetsbaarheid tegenover de goedertierenheid van God. 

Broos

De dagen van de mensen zijn als de bloemen. Ze bloesemen of bloeien. Bloemen versieren het landschap. Zij bloeien, kleuren, stralen. Sommige mensen vallen direct op, anderen gaan in eerste instantie schuil. Je hebt grote bloemen zoals paardenbloemen, maar er zijn ook madeliefjes die je op het eerste gezicht niet ziet. Ze hebben dit gemeen, dat hun schoonheid zichtbaar wordt voor wie er oog voor krijgt. Wat blijken ze echter kwetsbaar. 

In Psalm 103 steekt namelijk een hete woestijnwind op, die zijn kracht toont. De bloemen overleven dit niet. De scheppende adem van God gaf de mens het leven, zijn einde is echter tevens bepaald. Als de wind erover gaat, dan knakt de steel. Men kent en vindt er na verloop van tijd niets meer van terug. 

De dagen van mensen zijn ook vergelijkbaar met het gras. Spurgeon zegt daarover: ‘Het gras leeft, groeit, bloeit, valt onder de zeis, verdroogt en wordt weggevoerd van het veld. Herlees deze volzin en je zult er de geschiedenis van de mensen in lezen.’ 

Maar

Wij kunnen ons groot en breed maken in dit leven. Maar in werkelijkheid blijken we kwetsbaar. Klein en nietig. Tegenover de zondigheid en kwetsbaarheid van de mens, ziet David de Heere. In Psalm 103: 15-17 toont hij het grote verschil tussen God en mens. Zo kwetsbaar als de mens is, zo ontzaglijk groot in goedertierenheid blijkt de Heere.

Dan klinkt er namelijk een ‘maar’ in de Psalm. Als iemand ‘maar’ zegt, dan moet je op gaan letten. ‘Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen die Hem vrezen en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen.’ Nadat we een blik over het veld hebben geslagen en de kwetsbaarheid van mensen moesten onderkennen, richt de Psalmdichter David de blik nu omhoog. Naar wie en hoe God is. Eigenlijk gaat de hele Psalm daarover. 

Wat betekent het dat de Heere ‘goedertieren’ is? Goedertierenheid duidt op verbondstrouw. Standvastige liefde, trouw en genade. Goedertierenheid komt zowel tot uiting in karakter als in gedrag. David bewees goedertierenheid aan Jonathan. De Heere bewijst goedertierenheid aan zondige mensen. Terwijl mensen ten opzichte van Hem het tegendeel doen. Mensen blijken ontrouw, maar de Heere niet. 

In Psalm 103: 9-14 liet David zien wat de Heere in Zijn genade niet doet ten opzichte van wat wij wel verdienen. 

  • Hij zal niet… (9)
  • Hij doet ons niet… (10)

Wat uitloopt op de wonderlijke werkelijkheid dat Hij de zonden en overtredingen van de Zijnen wegdoet, verder dan oosten en westen van elkaar verwijderd liggen (12). 

Er is in de mens niets dat recht doet hebben op goedertierenheid. Hoe kan de Heere dan toch goedertierenheid tonen? Daarom klinkt het in Psalm 103 als een ‘maar’. Spurgeon: ‘Maar de goedertierenheid van de Heer is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen die Hem vrezen. Gezegend ‘maar’! Hoe ontzaglijk groot is de tegenstelling tussen de verwelkende bloem en de eeuwige God. Hoe wondervol, dat Zijn goedertierenheid onze broosheid verbindt aan Zijn eeuwigheid, zodat ook wij eeuwig worden.‘ 

Genade

De Heere houdt Zijn verbond. Hij wel. Wij niet. Niet voor niets plaatst de Psalmdichter een kanttekening in vers 18: ‘Aan degenen die Zijn verbond houden en die aan Zijn bevelen denken om die te doen.’ Alleen zij die de vreze van de Heere in het hart hebben, kunnen zich troosten met Zijn genadige ontferming. Alleen schuilend achter het bloed van Christus, is er behoud. 

We moeten opnieuw geboren worden. Zodat ons leven hersteld wordt in de juiste verhouding tot God. Hoe dan? Joh. 3: 36: ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.’ Dat doet de toevlucht nemen tot Christus, om behoud. Pleitend op Zijn goedertierenheid.

De Heere toont Zich in de natuur, maar wat wordt daar ook onze kwetsbaarheid zichtbaar. 

De Heere toont Zich in Zijn Woord, maar wat wordt daar ook onze zondigheid zichtbaar. 

De Heere ontfermt Zich door het offer van Zijn Zoon, wat doet dat Zijn goedertierenheid aanbidden. 

Dan kan de puritein David Dickson (1583-1663) concluderen: ‘De werkelijke gelovige en de erfgenaam van de belofte is hij, die met het grootste vertrouwen in Gods goedertierenheid, vol ontzag voor God staat. ‘ 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...