Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 4 juli

Leven als erfgenamen van het Koninkrijk van God (3)

Soms zijn wij net als kleine kinderen. We zijn bang voor dingen waarvoor we eigenlijk geen angst hoeven hebben, terwijl we geen enkele angst hebben voor dingen die ons wel degelijk bang zouden moeten maken. 

Misleiden

In Efeze 5: 6 waarschuwt Paulus ervoor dat we ons niet zouden laten misleiden. Je kunt dit ook verklaren met ‘bedriegen’ of ‘voor de gek houden’. Je kunt jezelf een excuus geven voor het doen van bepaalde zonden. Je laat je in iets meeslepen, onder de schijn dat het allemaal niet zoveel uitmaakt. Je dient echter te beseffen dat zonden ons schuldig stellen ten opzichte van de Heere.  

Dit was de toorn waar Johannes de Doper op wees, richting de farizeeërs: ‘Hij zeide dan tot de scharen, die uitkwamen, om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?’ (Luk. 3: 7). Hij confronteerde hun met hun vruchteloze leven en zei dat zij vruchten moesten voortbrengen die gevolg waren van bekering. 

Geen gemeenschap

Paulus wijst erop dat we geen maatjes moeten worden met mensen die aanzetten tot zondigen. Wees hun medegenoten niet, zegt Paulus (Ef. 5: 7). Kinderen van de ongehoorzaamheid, daar moet je geen metgezel van zijn. Het woord dat hier gebruikt wordt betekent letterlijk ‘mede deelhebbend aan’. Je bent maatjes omdat je er samen voor gaat, samen in deelt, samen aan doet. Dát dus niet. 

Je bent wel in de wereld, maar niet van de wereld. Je mag relaties hebben, denk aan het verbond tussen Laban en Jakob, tussen Izaäk en Abimelech. Je mag handeldrijven, denk aan Salomo en Hiram. Je mag met mensen omgaan, zoals ook Jezus met mensen omging. Zelfs met hoeren en tollenaren zat Jezus aan tafel. 

Dit betekent echter niet dat jij je door hen laat leiden in je denkwijze, maar je dient je te laten leiden door de Bijbel. De wereld is vol van ijdele woorden (Efeze 5: 6). Ze beloven je gouden bergen, als je bijvoorbeeld je huwelijk ontbindt, je zwarte geld laat koesteren en op allerhande manieren je eigen voordeel zoekt. Alsof deze wereld het einde van alle dingen is. Je roept er volgens Paulus de toorn van God mee over je af. Wij houden onszelf beloften voor dit leven voor; maar de Heere leert ons leven met beloften die verder reiken dan dit leven. 

Laten we met de eeuwigheid in het hart leven. Wanneer we als volwassenen niet verder kijken dan de aarde, moeten we niet verwachten dat onze jongeren hoger blikken. De Engelse predikant Frederick S. Leahy stelde terecht: ‘Des te meer Gods mensen hemelgericht zijn, des te bruikbaarder zij zijn op aarde.’

Duisternis en licht

Paulus brengt een geweldig contrast aan. Hij zegt: vroeger waren jullie duisternis. Nu wandel je in het licht. Het werd reeds door Jesaja voorspeld: ‘Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en degenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.’ (Matt. 4: 16). 

Als je in het duister zit, doe je dingen die bij het duister horen. Die het daglicht niet kunnen verdragen. Die het niet uithouden in Gods licht. Je bent in het machtsgebied van de vorst van de duisternis. Donkerheid brengt onwetendheid met zich mee, je hebt geen besef van het Evangelie. Dit houd je wil, verlangens, woorden en werken in het duister; in plaats van in het licht. Daarbij roep je een eeuwige nacht over jezelf af. ‘Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.’ (2 Kor. 6: 17). 

Maar dat is nu juist waar Christus van verloste. Hij heeft overgezet vanuit het rijk van de duisternis, in het rijk van het licht. Je wordt door licht omstraalt, als gelovige. Door het licht bij de Heere vandaan. Dat doet wandelen in het licht. Dan hoeven de dingen niet langer in het donker te blijven, omdat je ze voor Gods aangezicht in het licht hebt gebracht. Hij leert je wandelen in het licht van Zijn genade in Christus. 1 Thess. 5: 5: ‘Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.’ 

Christus kwam als mens op deze aarde, om voor mensen de prijs te betalen die voor hen onbetaalbaar was. Hij heeft de wet vervuld en de toorn van God over de schuld gedragen. Door Zijn genade leren we wandelen in de Geest (Rom. 8: 3-4). Niet langer in het duister, maar in het licht. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oproep tot omkeer

‘En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere hun God.’ (Luk. 1: 16) De laatste profeet Maleachi was de...