Als Paulus in Efeze 5: 2 zegt dat christenen moeten wandelen in de liefde, is dat niet een zelf opgeklopte liefde. Het is liefde die een uitgangspunt heeft in Gods liefde. Hij is de fontein van alle liefde.
Geliefd
Toen Jezus werd gedoopt, klonk er een stem uit de hemel. ‘Deze is Mijn Zoon, mijn geliefde, in dewelke Ik mijn welbehagen heb.’ (Matt. 3: 17). Voor wie klonk die stem? Niet allereerst voor Zijn Zoon, want Die wist dat al. Van eeuwigheid hadden Vader en Zoon elkaar lief. Deze stem klonk voor de mensen die het hoorden, klonk voor ons. Opdat we weten dat de Vader de Zoon zó liefhad. Hij heeft de Zoon lief; en in de Zoon kan Hij zondige mensen liefhebben.
De persoon van Christus is Degene naar Wie al Gods liefde uitgaat. Hij is de eerstgeborene. Heel de liefde van de Vader richt zich op de Zoon. Hij was de eniggeborene, in de boezem van de Vader (Joh. 1: 18). Als je zegt dat God liefde is, dan blijkt dat hier. In de liefde van de Vader tot de Zoon. Daar toont Hij Zijn reine, heerlijke liefde. Als je mediteert over God, mediteer dan over de liefde tussen de Vader en de Zoon. Dan wordt het wonder van Gods genade al groter. Want het is deze Zoon, Die Hij schonk.
Liefde tot Christus
De navolging van God, het wandelen in de liefde, heeft álles te maken met de liefde tot Christus Persoon. De Heere accepteert geen liefde voor Zijn geboden die niet opkomt uit liefde voor Hem. Liefde tot God kan niet buiten de Zoon omgaan. Werkelijke liefde tot de naaste evenmin. In hen die belijden in Christus te geloven dient een heilige, genadige liefde te leven voor de Persoon van Christus. Direct gericht op Hem. Waarbij zij ervaren dat alles in hun hart zich richt op gehoorzaamheid en dienst aan Hem.
Buiten de Persoon van Christus is er geen omgang met God mogelijk. Buiten Christus is er enkel huiver, angst, vrees voor God. Wie tot God denkt te naderen buiten Christus, onderschat Gods heiligheid en zijn eigen zondigheid.
Paulus is uiterst scherp als hij zijn brief aan de Korinthiërs afsluit met een anathema, een vervloeking: ‘Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha!’ (1 Kor. 16: 22). Je kunt niet Christus liefhebben, zonder eerst in Hem te geloven.
Hypocriet
Hier komt de hypocriet aan het licht. Hier valt hij door de mand. Want die heeft geen liefde tot Christus. Het lijkt mooi aan de buitenkant, maar de werkelijkheid is anders. Paulus laat dat contrast in de brief aan de Filippenzen zo duidelijk uitkomen. Volgens hem zijn hypocrieten in werkelijkheid vijanden van het kruis van Christus: ‘Want velen wandelen anders; van dewelken ik u dikmaals gezegd heb, en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden des kruises van Christus zijn; Welker einde is het verderf, welker God is de buik, en welker heerlijkheid is in hun schande, dewelken aardse dingen bedenken.’
Je toont wel liefde tot God aan de buitenkant. Je doet mee, je praat mee, je pretendeert Christus lief te hebben. Maar vanbinnen is er geen liefde tot Hem. Je bent als Judas die Jezus aansprak: ‘Chaire, Meester!’ en Hem vervolgens kuste. Hij verraadde Hem.
Wie Christus liefheeft, buigt nergens voor, dan alleen voor de Schrift. En dan buig je ook helemaal.
Zonde maakt ons tot vijanden van God
Je zult de liefde van Christus nooit werkelijk bevatten, tot je de realiteit van de zonde onder ogen hebt gezien. Tot je eerlijk bent geworden. Tot je erkent: ten diepste ben ik een vijand van God.
Als je geen liefde voor Christus in het hart hebt, is de wet je enkel een last. Ben je uiteindelijk opgesloten in een christelijk leven. Begrijp je er ten diepste niets van. En dan merk je in je hart vijandschap tegen God, omdat je Hem ten diepste de schuld geeft.
Leven van het offer
Nadat Paulus heeft opgeroepen om lief te hebben, worden we verwezen naar de manier waarop Jezus ons liefhad. Hij offerde Zichzelf. Het is alsof Paulus ons nu meeneemt naar het Oude Testament. Als geen ander was hij op de hoogte van de Oud Testamentische geschriften. Over Paulus werd gezegd: en terstond verkondigde hij hen Christus. Waardoor kon dat? Toen de Heere hem de ogen opende, viel alles op zijn plek.
Paulus wijst op Christus’ offer. Hij leed naar Zijn ziel in de diepe ervaring van Godverlatenheid aan het kruis, toen Gods ontferming werd ingetrokken. Hij heeft de pers alleen getreden en de wraak van God over de zonden tot in Zijn ziel ervaren. Zijn heilige ziel ervoer de kracht van de zonde, Hij heeft de duisternis in Godverlatenheid doorstaan. Rom. 5: 8: ‘Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.’
Verzoening
Buiten geloof in het offer van Christus is er geen weg tot God. We beseffen dat er wedergeboorte nodig is, om dit te zien. Dat is het werk van de Heilige Geest. Dat de schellen je van de ogen vallen en je oog krijgt voor God, voor jezelf; en beseft dat alleen het bloed voldoet. Je krijgt al meer oog voor het offer van Christus.
Het is deze verzoenende liefde die aanzet tot liefde voor anderen. Zoals Johannes getuigt in 1 Joh. 3: 16: ‘Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen.’