Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 28 juni

Onderwijs voor het leven (1)

Timotheüs werd als klein kind reeds onderwezen vanuit de Bijbel. Zijn grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunice (2 Tim. 1: 5) gaven hem naar Joodse gewoonten onderwijs. Toen ze nog geen christen waren, onderwezen ze hem reeds in de Schriften. Toen ze Christus als hun Heere leerde kennen, werden ze een instrument in de handen van God om de jongen bij de hand te nemen en hem te doen zien op de vervulling van de Oud Testamentische profetieën. 

Onderwijs

Als klein kind werd Timotheüs onderwezen uit de Bijbel. Het gebruikte woord voor kind betekent ‘baby, kindje’. Het pasgeboren kind wordt hier aangeduid, eigenlijk wordt er bedoeld ‘van jongs af aan’. Er is dus geen tijd geweest dat dit geen plaats had in het leven van Timotheüs. Boven de wieg was men er al van overtuigd; dit jongetje moet ondergedompeld worden in de waarheid. 

De Joodse traditie legde sterke nadruk op het leren: 

  • De Heere zegt over Abram: ‘Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft.’ (Gen. 18: 19)
  • De Israëlieten: En het zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst? Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israëls voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaars sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich. (Ex. 12: 26-27)
  • Jesaja: â€˜De levende, de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe; de vader zal den kinderen Uw waarheid bekend maken.’ (Jes. 38: 19)

Verzekering

Petrus geeft twee redenen waarom Timotheus in de dingen moet blijven die hem onderwezen zijn. Juist nu hij omgeven wordt door dwaalleraars en de tekenen van de tijd dreigend zijn. 

  1. Het geloofwaardige karakter van hen die hem onderwezen hadden in de geloofsartikelen (2 Tim. 3: 14b).
  2. Het allesoverstijgende van de Heilige Schriften waarop de geloofsartikelen gebaseerd zijn (2 Tim. 3: 15). 

De geloofwaardigheid van hen die hem onderwezen maakte blijkbaar verschil. Daarmee komt de vraag op ons af hoe wij staan ten opzichte van de Heere. De vraag komt op ons af of we zelf werkelijk overweldigd zijn door de waarheid van de Heilige Schrift. Dat is geen constante, daar zit toename in. Het verlangen om zelf ook te leren. 

Dat bleek wel bij Loïs en Eunice, nog voor hen iets van Christus bekend werd gemaakt onderwezen zij hun (klein)zoon in de Heilige Schriften van het Oude Testament. Later, toen zij onder invloed kwamen van het Evangelie gingen ze de lijnen door trekken naar Christus. De opgroeiende Timotheüs kreeg het door hen te zien. 

Timotheüs’ geestelijke vader Paulus zelf is ook iemand die diepgeworteld was in het Oude Testament. Hij zat aan de voeten van Gamaliël. Overweldigd door een verschijning van de Heere Jezus, hij Hij echter met goede bedoelingen op het verkeerde spoor te zitten. Hij moest erkennen een vervolger te zijn van Hem die hem liefhad. Dat deed hem buigen en belijden. De wet waar hij eerst voor geslaafd had, stelde hem nu zozeer schuldig dat hij het niet meer uit kon houden zonder Christus verzoenende bloed. De navolging van Christus werd zijn leven. Daarbij gebruikte de Heere wat hij eerder aan kennis opdeed, zodat hij voor velen tot zegen werd. 

Beeld en offer van God

Bij dit onderwijs vanuit het Oude Testament werd een besef van Wie en hoe God is in het hart van de kleine Timotheüs ingedrukt. Hoewel hij niet alles begreep, kreeg hij er wel een besef van. Van Genesis tot Maleachi toont het Oude Testament de heiligheid, majesteit, barmhartigheid, van God; en de genadige gift van vergeving en verzoening van zonden voor hen die op Hem hun vertrouwen stellen en niet op zichzelf; en Zijn genade en ontferming zoeken.

De wet kon men niet houden, die stelde allen schuldig. De offers redden hen niet, maar wezen wel vooruit. Zij toonden aan dat zonden om een offer tot in de dood vragen. Zij beeldden het offer van Christus uit. De geschriften vinden hun vervulling in Jezus Christus. Dat toont Jezus in Luk. 24: 27, in Zijn onderwijs aan de Emmaüsgangers: ‘En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.’

Loïs, Eunice en Paulus, ze hebben het uit eigen ervaring moeten leren. Niet de offers die ik breng, niet de tranen die ik pleng, maar alleen Christus offer voldoet voor mijn schuld ten opzichte van de Heere. Zij hadden Timotheüs werkelijk wat te zeggen. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oproep tot omkeer

‘En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere hun God.’ (Luk. 1: 16) De laatste profeet Maleachi was de...