Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 9 januari

Troost, troost Mijn volk (1)

De omstandigheden van het volk Israël zijn hachelijk te noemen. De nazaten van David bevinden zich in ballingschap, met als doel dat zij assimileren met de bevolking daar. Zodat het volk onder gaat en we er niets meer van zullen horen. 

Assimileren

Inderdaad, zo is het met een deel van het volk gegaan. Zij hebben zich al snel thuis gevoeld in Babel. Het leven bleek er goed. De tempel ver weg. De godsdienst van hun voorvaders glipte hen door de vingers. Het kwam er niet meer van. Zoals we dat vandaag ook wel meemaken. Als je wat verder van huis bent, dan lijkt de lokroep van de kerk minder sterk. Je assimileert met de bevolking op de plaats waar je leeft. God verdwijnt langzaam uit je leven. Althans, zo voelt het. Zo gaat het. 

Niet mijn volk

Zou de Heere na al hun ontrouw, niet van het volk af willen? Is het nu over en uit met de verbondsrelatie van de Heere tot Zijn volk? Hoe moet het nu met Gods beloften aan Zijn volk? Hen was toch Iemand belooft? Een volk dat in duisternis wandelde, zou toch een groot Licht zien? (Jes. 9: 1) Er zou toch een Kind geboren worden, een Zoon hen gegeven worden, op wiens schouders heerschappij zou rusten? Eén met de namen Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. (Jes. 9: 5). Hoe moet het nu verder met Gods beloften dat uit de afgehouwen stam van Isaï een nieuwe scheut zou voortkomen? (Jes. 11: 1) Eén die de banier zou oprichten onder de heidenen en de verstrooiden uit Juda zou verzamelen van de vier einden van de aarde? (Jes. 11: 12) De vervulling van deze beloften lijkt verder weg dan ooit. Niets in de omstandigheden duidt er ook maar op, dat deze beloften aan David en zijn nageslacht nog in vervulling kunnen komen. De zaak van het Koninkrijk staat er hopeloos voor. Althans, zo lijkt het. 

Bazuin

Daar klinkt echter een bazuin door de donkere nacht van de onmogelijkheden. Een klaroenstoot vanuit de hemel. ‘Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.’ Laat die woorden eens tot je doordringen. Troost. Mijn volk. Uw God. Waar de nood het scherpst is. Waar de afstand tot God het verst lijkt. Waar de mogelijkheden aan de kant van mensen volstrekt zijn afgesneden. Daar klinkt: troost!

Het staat er als opdracht. Het is dus geen vage bemoediging in de verte: ‘Nou, sterkte hoor!’ Nee, het vormt een opdracht voor een groep. De opdracht staat namelijk in het meervoud. Zoals iemand aan het eind van een pauze kan zeggen tegen een groep medewerkers: aan het werk! Zo klinkt hier: troost! 

De Heere zegt dit tot profeten, tot verkondigers van het heil. Jullie, ga naar het volk en troost het namens Mij. De Heere zal niet één profeet, niet één verkondiger zenden. Nee, een massa verkondigers. De één na de ander wordt door de Heere gezonden. Waartoe? Om te troosten. Er zit toekomst in die woorden. 

De Heere had Zich immers aan dit volk verbonden, in Genesis 17: 7: ‘En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.’ 

In de vernedering

De Heere heeft het volk ver van huis totaal vernederd. Zij zijn van huis en haard verdreven. Zij hebben niets meer om mee te geuren. De harpen zijn aan de wilgen gehangen. Zij zaten daar neer en weenden over Jeruzalem, zo lezen we bij de profeet Jeremia. Hoewel een deel van het volk assimileert en ondergaat in de massa, is er tevens een deel van het volk dat het in Babel niet uithoudt. Verlangt naar Jeruzalem, verlangt naar de offerdienst, verlangt naar herstel van de omgang met de Heere. 

Wellicht herken je dit. Misschien is hier jouw situatie in uitgedrukt. Je hebt tegen de Heere gezondigd. Het besef van het oordeel van de Heere over je leven dringt zich aan je op. Je treft jezelf aan in Babel en het is je eigen schuld. Eerder had je er niet zo’n last van, maar nu raakt het je diep. Het is met reden dat de Heere over je kan zeggen: niet-Mijn volk.

Maar hoor, wat daar klinkt, tegen alles in. ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen!’ Hier toont de Heere aan Zijn ontrouwe verbondskinderen Zijn barmhartigheid en Zijn goedertierenheid. Zijn verbondsliefde, zo oneindig groot. Hij laat het voor je uitroepen, een blijde boodschap. Hij denkt aan Zijn verbond. Troost, Mijn volk! 

Lokroep

De lokroep van het Evangelie mag ons in beweging zetten naar de Heere toe. Calvijn merkt op dat sommigen denken dat bekering aan geloof voorafgaat, in plaats dat het uit het geloof voortvloeit, zoals een vrucht uit een boom. Bekering is gevolg van het geloof. We maken ernst met onze bekering, als wij beseffen dat wij de Heere toebehoren. Calvijn: ‘Niemand komt evenwel ooit werkelijk tot de overtuiging dat Hij Gods eigendom is, als hij niet eerst Gods genade aangegrepen heeft.’ 

In Psalm 130 klinkt: ‘Bij U is verzoening, opdat U gevreesd wordt.’ Calvijn: ‘Niemand zal ooit God eerbiedig vrezen, dan wie vertrouwt dat Hij hem welgezind is. Niemand zal zich graag zetten tot de onderhouding van de wet, dan wie overtuigd is dat zijn gehoorzaamheid Hem welgevallig is. En deze lankmoedigheid in het vergeven en verdragen van zonden, is een teken van Gods Vaderlijke gunst.’ 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...